Uitspraak
[verdachte] ,
Het onderzoek ter terechtzitting
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Beslissing.
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een vordering van de officier van justitie tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van een Duitse gevangenisstraf in Nederland. De veroordeelde, die in Duitsland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor het medeplegen van fraude met bankpassen, had verzocht om zijn resterende straf in Nederland te ondergaan. De rechtbank moest beoordelen of de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) of de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging (WETS) van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de Duitse autoriteiten ten onrechte hun verzoek hadden gegrond op het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP), omdat dit verdrag op dat moment niet meer de basis vormde voor de rechtshulprelatie tussen Duitsland en Nederland. De rechtbank concludeerde dat de WETS van toepassing was, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk was in zijn vordering die gebaseerd was op de WOTS en het VOGP. Dit leidde tot de beslissing dat de veroordeelde onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld.