ECLI:NL:HR:2011:BO5760
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsanering en de rechtsopvatting omtrent de termijn van de schuldsanering
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsanering van echtelieden, die in eerste instantie door de rechtbank 's-Hertogenbosch was uitgesproken. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsanering, omdat de echtelieden hun verplichtingen niet naar behoren waren nagekomen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen op basis van artikel 350 lid 3, onder c, van de Faillissementswet. Echter, het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd, met de overweging dat de termijn van drie jaren inmiddels was verstreken en er geen aanleiding meer bestond voor tussentijdse beëindiging.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De enkele omstandigheid dat de termijn waarvoor de schuldsanering is uitgesproken, is verstreken, rechtvaardigt niet de conclusie dat de schuldsanering is geëindigd. Volgens de Hoge Raad volgt uit het wettelijke stelsel met betrekking tot de beëindiging van de schuldsanering, zoals neergelegd in de artikelen 352 tot en met 356 van de Faillissementswet, dat de schuldsanering niet van rechtswege eindigt na het verstrijken van die termijn. Dit betekent dat de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging nog steeds bestaat, en het hof had daarover een oordeel moeten geven.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof, zodat dit hof alsnog kan oordelen over de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 januari 2011.