ECLI:NL:HR:2011:BO5760

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02973
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsanering en de rechtsopvatting omtrent de termijn van de schuldsanering

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsanering van echtelieden, die in eerste instantie door de rechtbank 's-Hertogenbosch was uitgesproken. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsanering, omdat de echtelieden hun verplichtingen niet naar behoren waren nagekomen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen op basis van artikel 350 lid 3, onder c, van de Faillissementswet. Echter, het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd, met de overweging dat de termijn van drie jaren inmiddels was verstreken en er geen aanleiding meer bestond voor tussentijdse beëindiging.

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De enkele omstandigheid dat de termijn waarvoor de schuldsanering is uitgesproken, is verstreken, rechtvaardigt niet de conclusie dat de schuldsanering is geëindigd. Volgens de Hoge Raad volgt uit het wettelijke stelsel met betrekking tot de beëindiging van de schuldsanering, zoals neergelegd in de artikelen 352 tot en met 356 van de Faillissementswet, dat de schuldsanering niet van rechtswege eindigt na het verstrijken van die termijn. Dit betekent dat de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging nog steeds bestaat, en het hof had daarover een oordeel moeten geven.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof, zodat dit hof alsnog kan oordelen over de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 januari 2011.

Uitspraak

28 januari 2011
Eerste Kamer
10/02973
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster], in haar hoedanigheid als bewindvoerder,
kantoorhoudende te [plaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de bewindvoerder en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken met de insolventienummers 07/564 R en 07/565 R van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 juni 2007 en 10 februari 2010,
b. het arrest in de zaak HV 200.058.129/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 juli 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de bewindvoerder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging.
De advocaat van [verweerder] c.s. heeft bij brief van 1 december 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 [Verweerders] zijn echtelieden. Bij vonnissen van 15 juni 2007 is op hen de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
De bewindvoerder heeft verzocht de toepassing daarvan tussentijds te beëindigen omdat de echtelieden hun desbetreffende verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen met toepassing van art. 350 lid 3, onder c, F. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd. Daartoe heeft het hof overwogen dat de termijn van drie jaren inmiddels is verstreken en derhalve geen aanleiding meer bestaat voor tussentijdse beëindiging.
3.2 Het oordeel van het hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De enkele omstandigheid dat de termijn waarvoor de schuldsanering is uitgesproken, is verstreken, rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat de schuldsanering is geëindigd, aangezien uit het wettelijke stelsel met betrekking tot de beëindiging van de schuldsanering, zoals neergelegd in art. 352-356 F., volgt dat de schuldsanering niet van rechtswege eindigt na verloop van die termijn (HR 9 juli 2010, nr. 09/02434, LJN BM2337). Nu in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat op het moment dat het hof moest oordelen in hoger beroep, de schuldsanering van de echtelieden nog niet (op grond van art. 356 lid 2 F.) tot een einde was gekomen, bleef de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging bestaan. Het hof had daarover een oordeel dienen te geven. De hierop gerichte klachten van het middel treffen doel.
3.3 Het aanvullend cassatierekest bevat geen klachten die niet in een eerder stadium hadden kunnen worden aangevoerd, en blijft buiten behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 juli 2010;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 28 januari 2011.