Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Vw 2000’ is aangekruist dat het een eerste beroep betreft.
In het beroepschrift is onder ‘3. Gronden’ vermeld - voor zover hier van belang -:
“De voortzetting van de [vrijheidsbeperkende] maatregel is onrechtmatig (…).”
Bij faxbericht van 21 december 2015, 13:03 uur, heeft verweerder een nader verweerschrift ingezonden. Tevens heeft verweerder daarbij nadere stukken ingezonden.
Overwegingen
7 december 2015 ingestelde beroep uitsluitend heeft beoogd beroep in te stellen tegen het voortduren van de vrijheidsbeperkende maatregel. Het betreft dus niet een beroep, gericht tegen het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
30 oktober 2009, is in de Vreemdelingenwet 2000 geen afzonderlijke procedure opgenomen voor het instellen van beroep tegen het voortduren van een vrijheidsbeperkende maatregel.
Vw 2000, rechtstreeks beroep bij de rechtbank openstaat.
Subsidiair heeft eiser betoogd dat aan verweerder wel degelijk (herhaaldelijk) is verzocht om de vrijheidsbeperkende maatregel op te heffen. Er is inmiddels sprake van een fictief besluit van verweerder tot weigering van de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel, aldus eiser. Eiser betoogt dat de rechtbank dan ook bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek [de rechtbank begrijpt: het beroep].
Oordeel van de rechtbank
Eiser kan te allen tijde bij verweerder een verzoek indienen om opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel.
De rechtbank heeft geen verzoek om opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel in het procesdossier aangetroffen. Het staat eiser vrij alsnog een daartoe strekkend verzoek in te dienen. Verweerder zal daar vervolgens op dienen te beslissen.
De rechtbank merkt terzijde nog het volgende op. De gemachtigde van verweerder heeft
ter zitting gewezen op de brief van mr. Hillen van 4 december 2015, gericht aan de Dienst Terugkeer en Vertrek te VBL Ter Apel, welke brief door mr. Hillen is meegezonden als bijlage bij zijn faxbericht van 22 december 2015. In die brief schrijft mr. Hillen - zie de laatste pagina, derde alinea van die brief - dat door hem, in overleg met cliënt, op zeer korte termijn een verzoek tot opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel zal worden ingediend.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.