In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 december 2015 uitspraak gedaan over de voortduring van de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die op 8 juli 2015 in bewaring was gesteld. Eiser had op 9 oktober 2015 een asielaanvraag ingediend, waarna de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet (Vw) werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser zich richtte tegen de voortduring van de eerdere maatregel van 8 juli 2015, ondanks de nieuwe maatregel die was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat er een samenhang bestond tussen de opgeheven maatregel en de nieuwe maatregel, waardoor de laatste als een voortzetting van de eerdere maatregel werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat zij onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen, omdat het beroep niet als een vervolgberoep kon worden aangemerkt. De rechtbank wees erop dat de kennisgeving van verweerder niet als een hoger beroepschrift kon worden behandeld, wat leidde tot de onbevoegdheid van de rechtbank om het beroep te behandelen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke procedures bij de behandeling van asielaanvragen en de bijbehorende vrijheidsontnemende maatregelen.