ECLI:NL:RBDHA:2015:15441

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
C/09/498151 KG ZA 15/1582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van kinderen in kort geding met betrekking tot gezag en woonomgeving

In deze zaak, die op 29 oktober 2015 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft de voorzieningenrechter een vordering van de vrouw afgewezen om de kinderen onmiddellijk aan haar af te geven. De vrouw, die alleen het gezag over de vier minderjarige kinderen heeft, vorderde dat de man, met wie zij een affectieve relatie heeft gehad, de kinderen aan haar zou overdragen. De kinderen verblijven momenteel bij de man in de woning waar zij als gezin hebben samengewoond, maar die de vrouw recentelijk heeft verlaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen, in plaats van te verhuizen naar een tijdelijke locatie die de vrouw had geregeld. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vrouw weliswaar het eenhoofdig gezag heeft, maar dat dit niet doorslaggevend is in deze situatie. De kinderen hebben in de afgelopen jaren in de woning bij de man gewoond en het is belangrijk voor hun stabiliteit en rust om daar te blijven, vooral gezien de recente veranderingen in hun thuissituatie. De vrouw had ook een tijdelijke woonruimte geregeld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het beter is voor de kinderen om niet opnieuw te verhuizen. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en partijen kwamen ter zitting overeen om een zorgregeling vast te leggen, die aan het vonnis werd gehecht. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/498151/ KG ZA 15/1582
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2015
in de zaak van
[eiseres] ,
volgens de dagvaarding wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. N.T. Vogelaar te Westland,
tegen:
[gedaagde] ,
volgens de dagvaarding wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. T. Havekes te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en de nadien overgelegde producties;
- de brief en het faxbericht van 20 oktober 2015 van de man, houdende de aankondiging van een voorwaardelijke reconventionele vordering alsmede een uitlating over de grondslag daarvan;
- de door de man overgelegde producties;
- de op 22 oktober 2015 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben met elkaar samengewoond in de woning aan de [adres] te [woonplaats 4] (hierna: de woning). Tijdens deze relatie zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , op [geboortedatum 1] ;
[minderjarige 2] , op [geboortedatum 2] ;
[minderjarige 3] , op [geboortedatum 3] ;
[minderjarige 4] , op [geboortedatum 4] .
De man heeft de drie oudste kinderen erkend. De jongste is niet door hem erkend. De vrouw is alleen belast met het gezag over de vier kinderen.
2.2.
De vrouw heeft de relatie tussen partijen begin september 2015 verbroken. Zij heeft toen de gezamenlijke huurwoning verlaten. De vrouw heeft tijdelijk gewoond in de woning van de moeder van haar huidige partner. Thans woont zij in een studio te [woonplaats 3] . De kinderen zijn bij de man in de woning blijven wonen en wonen daar thans nog.
2.3.
Op 8 oktober 2015 heeft er in de woning in het bijzijn van de kinderen een incident tussen partijen plaatsgevonden. Beide partijen hebben aangifte gedaan bij de politie van mishandeling door de andere partij.
2.4.
De kinderen hebben tot 14 oktober 2015 regelmatig contact gehad met de vrouw in de woning. Daarna is er geen contact meer geweest.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert, naar de voorzieningenrechter begrijpt, – zakelijk weergegeven – de man te veroordelen om de kinderen onmiddellijk na betekening van dit vonnis aan haar aan te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan.
De situatie tussen partijen is tijdens het incident op 8 oktober 2015 behoorlijk uit de hand gelopen. Sinds 14 oktober 2015 heeft de vrouw de kinderen niet meer gezien, terwijl zij voorheen overwegend de zorg voor de kinderen had. De man houdt de kinderen bij haar weg, nu zij de kinderen niet meer mag bezoeken in de woning. Daarnaast heeft hij de kinderen op twee dagen niet naar school gebracht. De vrouw heeft tijdelijke woonruimte geregeld bij de ouders van een vriendin, waar ze samen met de kinderen kan verblijven, zodat de kinderen zo spoedig mogelijk aan haar dienen te worden afgegeven. De man is daartoe ook verplicht, want zij is alleen met het gezag over de kinderen belast, zodat sprake is van onttrekking aan het ouderlijk gezag. De vrouw zal na afgifte van de kinderen meewerken aan een goede omgangsregeling tussen de kinderen en de man.
3.3.
De man voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
De man vordert voorwaardelijk, voor het geval de vordering van de vrouw wordt toegewezen – zakelijk weergegeven – een omgangsregeling te bepalen waarbij de kinderen afwisselend de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw, dan wel waarbij de kinderen om het weekend van vrijdag tot en met maandag bij de man verblijven.
3.5.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan.
Indien de vordering van de vrouw wordt toegewezen, vreest hij dat de vrouw geen omgang meer zal toestaan tussen hem en de kinderen, terwijl de kinderen en hij daar wel recht op hebben.
3.6.
De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen de primair door de man gevorderde omgangsregeling, welk verweer hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een kort geding in spoedeisende gevallen bij wijze van ordemaatregel een voorziening kan worden getroffen. De vrouw vordert een dergelijke voorziening, inhoudende dat de kinderen door de man aan haar worden afgegeven. De man wenst echter dat dat de kinderen de komende periode bij hem blijven wonen. De voorzieningenrechter zal in deze procedure een beslissing nemen die zij het meest in het belang van de kinderen acht.
4.2.
Het jongste kind is weliswaar niet door de man erkend, maar uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen alle vier de kinderen vanaf hun geboorte samen hebben verzorgd en opgevoed, hen allen op dezelfde manier behandelen en eenzelfde voorziening wensen voor hen allemaal. Verder heeft de vrouw weliswaar op dit moment alleen het gezag over de kinderen, maar de man wenst het jongste kind ook te erkennen en mede met het gezag over alle kinderen te worden belast. Hij heeft in dit kader verklaard dat hij, om een procedure te voorkomen, de vrouw eerst nog zal vragen om haar medewerking hieraan te verlenen. Dit zal aan de orde komen tijdens het viergesprek dat partijen op korte termijn tezamen met hun advocaten zullen voeren, zo hebben zij ter zitting met elkaar afgesproken. De vrouw heeft verklaard nog te twijfelen over gezamenlijk gezag, gelet op de gebeurtenissen van de afgelopen periode. Vooralsnog lijken er echter geen gronden aanwezig te zijn om een dergelijk verzoek af te wijzen, te meer nu uit hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard blijkt dat de erkenning van de jongste en het regelen van het gezamenlijk gezag het gevolg zijn van nonchalance en niet van principiële keuzes. Dat de vrouw op dit moment als enige het gezag over de kinderen heeft, wordt dan ook niet van doorslaggevend belang geacht in deze procedure. Mogelijk wordt de gezagssituatie in de nabije toekomst anders en het is niet in het belang van de kinderen om maatregelen te treffen die wellicht binnen afzienbare tijd weer moeten worden teruggedraaid.
4.3.
Vaststaat dat de kinderen de afgelopen jaren hebben gewoond in de woning waar zij thans met de man verblijven en dat zij in de omgeving van die woning naar school gaan en hun hobby’s uitoefenen. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen om de komende periode, waarin er vanwege het uiteengaan van hun ouders reeds het nodige zal zijn veranderd, voorlopig in deze voor hen vertrouwde omgeving te blijven wonen. Daarmee wordt er op dat vlak rust en stabiliteit gecreëerd. Daar komt bij dat toewijzing van de vordering van de vrouw ertoe zal leiden dat de kinderen moeten verhuizen naar een locatie die slechts tijdelijk is en later nog eens zullen moeten verhuizen. De vrouw heeft immers aangegeven bij toewijzing van het gevorderde voorlopig met de kinderen bij een bevriend gezin te zullen gaan wonen totdat zij woonruimte heeft gevonden die groot genoeg is voor haar en de kinderen.
4.4.
De vordering van de vrouw zal daarom worden afgewezen. Partijen zijn ter zitting voor deze situatie een zorgregeling overeengekomen, die is vastgelegd in een door beide partijen ter zitting ondertekend proces-verbaal, dat aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.5.
In de familierechtelijke aard van dit geding wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
In voorwaardelijke reconventie
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen en beslist, treedt de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering van de man is ingesteld, niet in. Deze vordering kan dan ook buiten beschouwing blijven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.B. Verkleij en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.
ts