Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser 1]
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 augustus 2014, met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3;
- het tussenvonnis van 12 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 maart 2015;
- de brief van 31 maart 2015 van mr. Rikmenspoel (zijdens [eisers] ) met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal, die geacht worden daarvan deel uit te maken.
2.De feiten
Naam leningnemer 1: [eiser 1] inkomen: EUR 43.176,-
“Aldus verklaren wij, ieder voor zich en gezamenlijk, dat een adequate overweging is gemaakt om deze lening aan te gaan en dat het door ons opgegeven inkomen gelijk is aan het werkelijke inkomen. De adviseur verklaart hierbij ook dat de hypothecaire lening geschikt is voor deze cliënt.”
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
In het tweede lid van artikel 51 is uitdrukkelijk vastgelegd dat er geen krediet mag worden verleend indien dit met betrekking tot het voorkomen van overkreditering van de consument onverantwoord is. De aanbieder van krediet baseert zich daarbij op de verzamelde informatie op grond van het bij of krachtens het eerste lid bepaalde.”
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)