ECLI:NL:RBDHA:2015:1507
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië
Op 11 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht. Verzoekers, een gezin met kinderen, hebben bezwaar gemaakt tegen hun geplande uitzetting naar Italië, die op 12 februari 2015 zou plaatsvinden. De verzoekers hebben eerder asielaanvragen ingediend, die door de Italiaanse autoriteiten zijn geaccepteerd, maar hun aanvragen zijn afgewezen op grond van de Dublin III-verordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen. De verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij worden uitgezet voordat op hun bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen noodzaak was voor een mondelinge behandeling, gezien de onverwijlde spoed van de zaak. De rechter heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn van zes maanden is opgeschort door eerdere voorlopige voorzieningen en dat de intrekking van de hoger beroepen door verzoekers op 13 november 2014 de opschortende werking heeft beëindigd. Hierdoor eindigde de overdrachtstermijn op 13 mei 2014. De rechter heeft de stelling van verzoekers dat Italië niet voldoet aan de eisen van het arrest Tarakhel verworpen, omdat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven voor de opvang van het gezin.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, in aanwezigheid van griffier mr. J. Loonstra, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2015. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.