ECLI:NL:RBDHA:2015:1507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
15/2420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië

Op 11 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht. Verzoekers, een gezin met kinderen, hebben bezwaar gemaakt tegen hun geplande uitzetting naar Italië, die op 12 februari 2015 zou plaatsvinden. De verzoekers hebben eerder asielaanvragen ingediend, die door de Italiaanse autoriteiten zijn geaccepteerd, maar hun aanvragen zijn afgewezen op grond van de Dublin III-verordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen. De verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij worden uitgezet voordat op hun bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen noodzaak was voor een mondelinge behandeling, gezien de onverwijlde spoed van de zaak. De rechter heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn van zes maanden is opgeschort door eerdere voorlopige voorzieningen en dat de intrekking van de hoger beroepen door verzoekers op 13 november 2014 de opschortende werking heeft beëindigd. Hierdoor eindigde de overdrachtstermijn op 13 mei 2014. De rechter heeft de stelling van verzoekers dat Italië niet voldoet aan de eisen van het arrest Tarakhel verworpen, omdat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven voor de opvang van het gezin.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, in aanwezigheid van griffier mr. J. Loonstra, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2015. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/2420
V-nummers: [nummers]
Uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 11 februari 2015 in de zaak tussen
[naam 1], verzoeker,
[naam 2], verzoekster,
tezamen: verzoekers,
gemachtigde: mr. F.W. Verweij,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. D.B. Deckers.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de geplande uitzetting van verzoekers en hun kinderen [naam 3] (geboren [geboortedatum]) en[naam 4] (geboren
[geboortedatum]) op 12 februari 2015 naar Italië. Tevens is de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt uitzetting achterwege te laten tot op het bezwaar is beslist.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen zijn geschaad. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
2. Verzoekers hebben op 3 december 2013 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Op 22 januari 2014 is een overnameverzoek door de Italiaanse autoriteiten geaccepteerd. Bij besluit van 27 januari 2014 zijn de aanvragen afgewezen, omdat Italië verantwoordelijk wordt geacht voor behandeling van de aanvragen.
3. De tegen de afwijzing ingestelde beroepen zijn door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van 4 maart 2014 (AWB 13/2219 en 13/2229) ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
4. Verzoekers hebben op 28 april 2014 opnieuw asielaanvragen ingediend. De tegen de afwijzing daarvan ingediende beroepen zijn door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van 20 mei 2014 (AWB 14/10535) ongegrond verklaard. Ook tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
5. Verzoekers hebben de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verzocht voorlopige voorzieningen te treffen teneinde te voorkomen dat zij worden overgedragen aan Italië voordat op de hoger beroepen is beslist. In afwachting van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zaak nr. 29217/12, Tarakhel tegen Zwitserland, zijn de verzoeken bij uitspraak van 2 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2573) toegewezen en is bepaald dat eisers niet mogen worden overgedragen tot op de hoger beroepen is beslist.
6. Verweerder heeft op 2 juli 2014 aan Italië meegedeeld dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort.
7. Op 13 november 2014 zijn de hoger beroepen door verzoekers ingetrokken.
8. Aan de onderhavige verzoeken ligt ten grondslag dat verweerder verantwoordelijk is geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvragen, nu de overdrachtstermijn van zes maanden verstreken. Voorts wordt niet voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het arrest Tarakhel. De brief van 28 januari 2015 bevat geen garanties. Italië zal inzichtelijk moeten maken door wie en op welke wijze het gezin zal worden opgevangen na landing te Milaan en op welke wijze zij naar de opvanglocatie vervoerd zullen worden. Verder heeft het zoontje van verzoekers een forse cognitieve en taalachterstand en gedragsproblemen. Behandeling daarvoor is in Italië niet voorhanden, althans niet op eenzelfde niveau als in Nederland.
9. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Op 22 januari 2014 is het claimakkoord met Italië tot stand gekomen. De overdrachtstermijn is opgeschort door toewijzing van de voorlopige voorziening door de ABRvS op 2 juli 2014. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 604/2013 (Dublin III) vangt de overdrachtstermijn van zes maanden aan vanaf de definitieve beslissing op het beroep of bezwaar wanneer dit overeenkomstig artikel 27, derde lid, opschortende werking heeft. Verweerder stelt terecht dat met intrekking van de hoger beroepen op 13 november 2014 de opschortende werking is beëindigd, zodat de overdrachtstermijn eindigt op 13 mei 2014. De enkele stelling van eisers dat de door de Afdeling getroffen voorlopige voorziening niet voldoet aan de eisen van artikel 27, derde lid en onder c, van Dublin III, faalt.
10. De grond dat niet is voldaan aan de eisen die uit het arrest Tarakhel voortvloeien, faalt eveneens. Uit het arrest Tarakhel volgt - kort gezegd - dat de verzoekende lidstaat garanties van de Italiaanse autoriteiten dient te ontvangen dat de asielzoekers opvang zullen ontvangen, deze voorts is aangepast aan de leeftijd van de kinderen en dat het gezin bij elkaar blijft. Zonder deze specifieke informatie heeft de verzoekende lidstaat geen garanties dat de asielzoekers bij overdracht aan Italië worden opgevangen op een wijze die niet in strijd is met artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In de door verweerder overgelegde brief (met bijlagen) van 28 januari 2015 van de Italiaanse autoriteiten is vermeld dat het gezin wordt opgevangen in een voor kinderen geschikte locatie en bij elkaar zal blijven. Verder heeft verweerder gesteld dat de Italiaanse autoriteiten zijn geïnformeerd over de kwetsbaarheid van dit gezin, de medische aspecten en leeftijd van de kinderen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit het arrest Tarakhel niet volgt dat verdergaande garanties nodig zijn.
11. De stelling van eisers dat medische behandeling voor de medische problematiek van het zoontje van verzoekers niet mogelijk is, althans niet op hetzelfde niveau als in Nederland, wordt ten slotte als niet onderbouwd gepasseerd.
12. Geconcludeerd wordt dat het bezwaar op grond van de thans voorhanden zijnde gegevens geen redelijke kans van slagen heeft, zodat het verzoek wordt afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open