In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, haar asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Hongarije volgens de Dublin III-verordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van haar asielverzoek. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 3 december 2015 zijn partijen niet verschenen, waarna het onderzoek werd gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris nader onderzoek moet verrichten naar de opvangcapaciteit, leefomstandigheden en asielprocedure in Hongarije, zoals eerder aangegeven in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen, aangezien de uitzetting niet meer aan de orde was.
Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 980,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, waarbij ook het rechtsmiddel van hoger beroep is vermeld.