ECLI:NL:RBDHA:2015:14969
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in witwaszaak met inbeslaggenomen geldbedrag
In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1985, werd op 12 juli 2014 een aanzienlijk geldbedrag van € 30.090,- aangetroffen in de kofferbak van een auto waarin hij zich bevond. De politierechter in de rechtbank Den Haag oordeelde dat het geld vermoedelijk een illegale herkomst had, maar sprak de verdachte vrij wegens gebrek aan bewijs dat het geld van hem was of dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De verdachte had zich verdacht gedragen en gebruikte de naam van zijn broer bij het eerste contact met de politie. De auto was op naam van een derde, die verklaarde de auto aan de verdachte te hebben uitgeleend, maar ook niet op de hoogte was van het geldbedrag.
Tijdens de zitting op 26 november 2015 vorderde de officier van justitie een gevangenisstraf van acht weken en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld. De politierechter concludeerde echter dat, hoewel er aanwijzingen waren dat het geld afkomstig was uit criminele activiteiten, er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De politierechter benadrukte dat de wettelijke voorwaarden voor verbeurdverklaring niet voldaan waren, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
De politierechter besloot tot onttrekking aan het verkeer van het geldbedrag, omdat teruggave aan de verdachte of bewaring voor de rechthebbende in strijd zou zijn met het algemeen belang. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter gelastte ook de teruggave van een bedrag van € 125,- aan de verdachte. Dit vonnis werd uitgesproken op 10 december 2015 door mr. S.M. Krans, in aanwezigheid van griffier mr. P.B. Vos.