Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
AWB 15/18043 (vrijheidsontnemende maatregel)
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Bij brief van 24 november 2015 heeft verweerder nadere stukken in het geding gebracht. Bij brief van 30 november 2015 heeft eiser daarop gereageerd.
Bij brief van 7 december 2015 heeft eiser een nader stuk in het geding gebracht. Bij brief van 8 december 2014 heeft verweerder daarop gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting het onderzoek op 10 december 2015 gesloten.
Overwegingen
Het beroep tegen het besluit tot uitstel van de toegangsweigering (AWB 15/18044)
2. Het door eiser ingestelde beroep tegen het besluit tot uitstel van de toegangsweigering (AWB 15/18044) is niet-ontvankelijk, omdat het door eiser ingestelde beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel (AWB 15/18043) reeds mede een beroep tegen het besluit tot uitstel van de toegangsweigering omvat.
Het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel (AWB 15/18043)
Ter zitting heeft verweerder voorts verwezen naar het algemene proces-verbaal van bevindingen van de KMar van 23 oktober 2015, waaruit blijkt welke vragen altijd aan een vreemdeling worden gesteld in het kader van de vraag of met een lichter middel kan worden volstaan. Verweerder gaat er daarom vanuit dat eiser in de gelegenheid is gesteld om alles naar voren te brengen wat in dat verband van belang kon zijn.
Niet is van bijzondere, individuele omstandigheden gebleken die aanleiding zouden zijn om van oplegging van de maatregel af te zien en daarmee het grensbewakingsbelang prijs te geven. De vreemdeling heeft in dit verband (enkel) aangevoerd:
overwegingen ambtenaar waarom er niet is gekozen voor de toepassing van een lichter middel dan vrijheidsontneming)
Voornoemde derdelander heeft geen enkel argument aangedragen waardoor een lichter middel kan worden opgelegd.
De beroepsgrond slaagt.
- de gestelde identiteit, nationaliteit, etniciteit en religie van eiser;
- lidmaatschap van de politieke beweging [naam 1] ;
- lidmaatschap van de politieke beweging [naam partij] ;
- bedreigingen en het gezocht worden bij een inval in het huis van eiser als gevolg van zijn politieke activiteiten.
- discriminatie wegens het zikri-geloof;
- vrees voor het leven vanwege het zikri-geloof.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser voorts een brief overgelegd van de UNHCR van 26 november 2015 aan de gemachtigde van eiser, waarin gemotiveerd uiteen wordt gezet dat de UNHCR het onderzoek door verweerder naar het door eiser gestelde lidmaatschap van de [naam 1] en [naam partij] niet voldoende zorgvuldig acht.
De door eiser overgelegde verklaring van [naam vertegenwoordiger] is een kopie en is derhalve niet op authenticiteit onderzocht. Bovendien is het stuk niet objectief, is het niet duidelijk in opdracht van wie de brief is opgesteld en blijkt er niet uit of onafhankelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
De beroepsgrond slaagt.
Voorts heeft eiser verklaard dat Zekri-aanhangers worden aangevallen door een groepering, genaamd Lashkar Khorasan (Kohrasan Leger). Hierdoor durven onder andere de ouders van eiser niet meer naar de [locatie 3] te gaan, maar belijden zij het geloof (mediteren/bidden) bij mensen thuis (huiskerk). Eiser heeft echter verklaard dat hij niet persoonlijk doelwit is geweest van groeperingen die zikri’s aanvallen en heeft hij niet verklaard dat hij vreest in de toekomst doelwit te worden. De vraag of van eiser gevraagd mag worden zijn geloofsovertuiging terughoudend uit te oefenen bij terugkeer kan onbeantwoord blijven, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor zijn leven moet vrezen bij terugkeer, noch dat hij dermate gediscrimineerd zal worden dat sprake is van vervolging. Het moeten meedoen aan de ramadan kan niet worden gezien als vervolging vanwege het geloof van eiser. Uit de door eiser overgelegde openbare bronnen blijkt niet dat de positie van zikri’s in Pakistan zodanig is dat elk lid van deze groep in aanmerking komt voor de status van vluchteling.
Gedurende de verslagperiode hadden alle religieuze minderheden te maken met discriminatie, bedreigingen en geweld. Doordat extremistische moslimorganisaties in Pakistan gedurende de verslagperiode aan invloed hebben gewonnen is het aantal mensenrechtenschendingen waar religieuze minderheden het slachtoffer van werden toegenomen. De Pakistaanse autoriteiten waren over het algemeen niet in staat hiertegen bescherming te bieden. […]
Ook was er in de verslagperiode een toename van maatschappelijke intolerantie jegens religieuze minderheden. De blasfemie artikelen moedigen volgens mensenrechtenorganisaties intolerantie, intimidatie en geweld tegen religieuze minderheden aan.[…]
Onder de blasfemiewetgeving is het in Pakistan niet toegestaan in negatieve zin te spreken of te schrijven over de islam en zijn profeten. […]
Vrijwel in alle gevallen zijn de beschuldigingen van blasfemie vals en ontbreekt ieder bewijs. Desondanks worden jaarlijks vele personen, enkel op basis van een beschuldiging, gearresteerd en formeel aangeklaagd op grond van de blasfemiewetgeving. Hoewel alle Pakistanen, dus ook moslims, hier het slachtoffer van kunnen worden, worden vooral religieuze minderheden relatief vaker beschuldigd van en veroordeeld voor blasfemie.[…]
In de media, in preken van radicaal-islamitische geestelijken, op bijeenkomsten, in pamfletten, folders en muurgraffiti kan intolerantie, discriminatie en geweld tegen religieuze minderheden vrijuit worden gepromoot.[…]
Jaarlijks worden volgens bronnen minimaal duizend personen die tot religieuze minderheden behoren ontvoerd en gedwongen tot de islam bekeerd.[…]
In de verslagperiode werden verschillende leden van religieuze minderheden op grond van de blasfemiewetgeving ter dood veroordeeld.[…]
Hoewel tot nu toe geen enkele doodstraf in blasfemiezaken is uitgevoerd, kunnen de beschuldigingen van blasfemie wel leiden tot jarenlange detentie, mishandeling en moord.[…]
2.9 Vrijheid van godsdienstVolgens de Pakistaanse grondwet heeft in beginsel iedere burger het recht om zijn geloof te belijden en te verspreiden. Bovendien heeft iedere gezindte en iedere sekte het recht om religieuze instellingen te stichten en te onderhouden.[…]
Volgens bronnen maken de autoriteiten het religieuze minderheden[…]
lastig om nieuwe gebedshuizen te bouwen.[…]
Blasfemiewetgeving, die in theorie alle religies dient te beschermen, werd in de praktijk vrijwel uitsluitend gebruikt tegen personen die de naam van de (soennitische) islam zouden hebben besmeurd en niet om andere religies te beschermen tegen blasfemie.[…]
In de verslagperiode werden diverse personen verdacht van blasfemie binnen en buiten de rechtbank vermoord door radicale moslims.[…].
De wetsartikelen over blasfemie staan op gespannen voet met de internationale mensenrechtenverdragen. Volgens bronnen maken de vage bewoordingen van deze artikelen, de minimale bewijslast en het ontbreken van sancties op valse beschuldigingen, misbruik op grote schaal mogelijk. Soms zitten er moellahs (islamitische geestelijken) of religieuze extremisten achter de blasfemiebeschuldigingen en wordt aangifte gedaan om religieuze minderheden te intimideren. In veel andere gevallen gaat het om individuen die een persoonlijk of zakelijk conflict met betrokkene uitvechten en deze persoon vervolgens wegens blasfemie aanklagen. Religieuze minderheden[…]
zijn in dit verband extra kwetsbaar.
Het betoog van verweerder ter zitting dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij zijn geloof bij terugkeer kan belijden in huiskerken, en dat hij daarom bij terugkeer niet te vrezen heeft voor vervolging, volgt de rechtbank niet. Een dergelijke terughoudendheid, waarbij eiser zijn geloof niet in de openbaarheid kan uitoefenen, kan van hem immers niet worden verlangd, temeer nu uit de door eiser ingebrachte informatie blijkt dat voor zikri’s, als religieuze minderheid, gevaarlijk is zich in Pakistan publiekelijk als zodanig te manifesteren (vergelijk het arrest van het Hof, Duitsland tegen Y, en de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2667)).
Gelet hierop heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet te vrezen heeft voor vervolging wegens de wijze waarop hij bij terugkeer in Pakistan uiting wil geven aan zijn geloofsovertuiging.
De beroepsgrond slaagt.
Beslissing
- verklaart het beroep met kenmerk AWB 15/18044, gericht tegen het besluit tot uitstel van de toegangsweigering, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met kenmerk AWB 15/18043, voor zover gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel, gegrond;
- draagt verweerder op € 2.560,- als schadevergoeding aan eiser te betalen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in verband met het beroep gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel (AWB 15/18043) en draagt verweerder op
- verklaart het beroep met kenmerk AWB 15/18043, voor zover gericht tegen het besluit tot uitstel van de toegangsweigering, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met kenmerk AWB 15/18596, gericht tegen het besluit tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 oktober 2015 tot afwijzing van de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;
- draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in verband met het beroep tegen het besluit van 17 oktober 2015 (AWB 15/18596) en draagt verweerder op € 1.470,- te betalen.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 490,- te betalen.