Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 mei 2015 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [A] van 17 juni 2015, met producties 30 tot en met 42;
- de akte na tussenvonnis tevens houdende akte verbetering van eis tevens akteverzoek van Basil van 17 juni 2015, met producties 49 en 50;
- de akte ex dictum 5.4 van het tussenvonnis inz. bewijsopdracht van Basil van 15 juli 2015, met producties 51 tot en met 60, inclusief een aanvullende kostenspecificatie;
- de akte houdende uitlating producties van [A] van 23 september 2015, met productie 43 (aanvullende kostenspecificatie).
2.De verdere beoordeling
beslissingdaarover worden aangehouden en zal de zaak worden geschorst en verwezen naar de parkeerrol. Na het wijzen van arrest door de Hoge Raad zal de zaak door de meest gerede partij op de rol kunnen worden gebracht voor voortprocederen.
sets, zoals door [A] betoogd, wordt verworpen. Op de paklijst is onder ‘Qty’ (Quantity, hoeveelheid) vermeld dat het gaat om 4 ‘pcs’ (4 stuks). Dat daarmee zou zijn bedoeld ‘set’, wordt verworpen nu bij sommige andere producten wel expliciet wordt vermeld dat het gaat om een ‘set’ en bij het artikel met de aanduiding DR 512036 nu juist niet (in gelijke zin oordeelde het hof in kort geding, vergelijk r.o. 4.4. van het arrest).
afbeeldingvan de Dian-mand (in r.o. 4.7. van het tussenvonnis) over als bewijsstuk. De brief van de heer [F] luidt als volgt:
gezien, maar slechts dat de mand “naar zijn overtuiging” “publiekelijk is getoond op de Ambiente beurs”. Dat de heer [F] heeft onthouden dat hij nu juist deze ene mand heeft gezien op een beurs met 4.300 standhouders - met een veelvoud daarvan aan verschillende producten - in 25 hallen (in 2010), waarbij de stand van CV Dian Rotan zich bevond in een speciaal, en ver van de stand van de heer [F] verwijderd paviljoen is volgens Basil zeer onwaarschijnlijk, temeer in het licht van het feit dat de heer [F] per jaar ongeveer zeven beurzen bezoekt, en dus sinds 2010 ongeveer 35 beurzen heeft meegemaakt. Daarnaast is met zoveel standhouders op de Ambiente beurs de ruimte voor iedere stand beperkt, en kunnen niet alle producten uit een assortiment worden getoond, zodat niet zeker is dat de Dian-mand überhaupt wel door CV Dian Rotan naar de beurs is meegenomen. Dat de heer [F] en CV Dian Rotan altijd elkaar bezochten op hun stand is niet geloofwaardig nu CV Dian Rotan in de jaren rond 2010 en 2011 niet op de Ambiente beurs heeft gestaan (2009, 2012, 2013). Als de heer [F] daadwerkelijk de stand van CV Dian Rotan altijd bezocht, had hij daar wel promotiemateriaal van kunnen laten zien, wat hij niet heeft gedaan. Als hij daadwerkelijk al jaren zaken had gedaan met CV Dian Rotan had hij daar eenvoudig schriftelijk bewijs van kunnen overleggen, wat ontbreekt, aldus nog steeds Basil.
Een jaar later zag ik de mand weer op de stand staan.”). In zoverre is de kritiek van Basil op zijn verklaring niet terecht. De heer [F] verklaart echter niet onder welke omstandigheden hij de mand (mogelijk tweemaal) heeft gezien, en hoe hij zich dat kan herinneren. Gezien de door Basil geschetste omstandigheden op de Ambiente-beurs, die door [A] niet voldoende zijn bestreden, had het op de weg van [A] gelegen om daar nadere uitleg over te geven, bijvoorbeeld door een aanvullende verklaring van de heer [F] over te leggen. Dat de heer [F] al jaren zaken had gedaan met Dian Rotan is in afwezigheid van ieder schriftelijk spoor daarvan, zonder nadere uitleg - die [A] niet heeft gegeven - niet plausibel. Dit geldt temeer nu [A] de gelegenheid heeft gehad een en ander te betwisten, of aanvullende verklaringen of documentatie (bijvoorbeeld van de heer [F] ) over te leggen, wat [A] niet heeft gedaan. [A] heeft ook niet uitgelegd waarom enige documentatie ten aanzien van de zakelijke relatie tussen de heer [F] en CV Dian Rotan niet voorhanden zou zijn. [A] merkt weliswaar terecht op dat de jarenlange zakenrelatie met CV Dian Rotan geen onderdeel van het probandum is, maar dat neemt niet weg dat de verklaring van de heer [F] omtrent het probandum minder geloofwaardig zal worden als andere delen van zijn verklaring onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig zijn, dan wel inconsistent met hetgeen de heer [F] over de Dian-mand verklaart. Dat is, gezien het voorgaande, het geval.
in dit stadiumvan de procedure. Daarbij komt dat [A] reeds bij conclusie van antwoord (8 januari 2014) een beroep heeft gedaan op de publieke bekendheid van de Dian-mand en vanaf dat moment bewijs daarvoor in het geding heeft kunnen brengen. Sinds die conclusie van antwoord zijn er in een periode van ongeveer een jaar nog drie schriftelijke rondes geweest waarbij [A] dat ook heeft gedaan. In dit (eind)stadium van de procedure zou het bevelen van een getuigenverhoor, met vervolgens een contra-enquête en conclusiewisseling, op basis van het (onvoldoende specifieke) bewijsaanbod van [A] in strijd komen met de goede procesorde. De rechtbank zal [A] dus niet toelaten tot haar voorwaardelijke getuigenbewijs.
Pepsico v. Grupo Promer, r.o. 53 en 55).
- een rechthoekig vooraanzicht;
- een vierkant zijaanzicht;
- het type rotan vlechtwerk;
- de voorsluiting: een draaislot op een strip die op zijn beurt met grote kruissteken aan de rotan mand en deksel is bevestigd;
- de bevestiging van het deksel aan de achterzijde, namelijk strips met grote kruissteken aan de mand en deksel bevestigd;
- de precieze maatvoering van de (kunst)leren strips (iets robuuster bij de Basil Denton);
- de handgreep aan de zijkant (in beide gevallen een uitsparing; bij de Java meer afgeronde hoeken en zonder omhulsel);
- de uitvoering van de kruissteek (meer rechthoekig dan vierkant).
precieshetzelfde is als de Basil Denton (‘
to change the baskets a little bit so that they are not exactly the same as Basil(vergelijk r.o. 2.5. van het tussenvonnis). De punten van overeenstemming tussen de Java en de Basil Denton zijn naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar het gevolg van dit ontlenen. Daarbij hanteert de rechtbank, met het hof, het criterium dat het ‘namaken’ in de zin van artikel 19 lid 2 GModVo, geen één-op-één kopie vereist (vergelijk r.o. 4.14. van het arrest). Hoewel in cassatie de vraag naar het toepasselijke inbreukcriterium aan de orde is, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat gezien de feiten in deze zaak in elk geval geen sprake kan zijn van "gebruik dat voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk door een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij het door de rechthebbende openbaar gemaakte model niet kende" conform de tweede zin van die bepaling. Mocht de Hoge Raad tot een ander oordeel komen, dan zal dit oordeel worden heroverwogen.
recall(petitum 5), vernietiging van inbreukmakende manden (petitum 6), en de hieraan verbonden dwangsommen (petitum 7).
recallen vernietiging, die uiteraard moeten worden beperkt tot inbreuken die zijn gemaakt vóór 30 augustus 2014. Basil heeft in elk geval belang bij de opgave (met dezelfde beperking in tijd) nu zij met behulp daarvan de schade kan begroten ten behoeve van de schadestaatprocedure.
recall,het bevel tot opgave, en het vernietigingsbevel zullen in verband met de expiratie van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel in gewijzigde vorm worden toegewezen. In verband met het voorkomen van executieproblemen zullen de termijnen worden aangepast en de dwangsommen gemaximeerd.