ECLI:NL:RBDHA:2015:14361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
C/09/484466 / HA ZA 15-302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en toepasselijkheid van algemene voorwaarden in een geschil tussen een accountantskantoor en verschillende vennootschappen

In deze zaak vordert de maatschap [C] Accountants en Adviseurs betaling van onbetaalde facturen door de vennootschappen Do.Di. Beheer B.V. en [B] Beheer B.V., alsook door [B] Onroerend Goed B.V. en Marleen Onroerend Goed B.V. De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat de werkzaamheden zijn verricht op basis van opdrachtbevestigingen waarin de toepasselijkheid van de SRA algemene voorwaarden is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van [C] in beginsel toewijsbaar zijn, tenzij de gedaagden tijdig hebben gereclameerd. De rechtbank overweegt dat de gedaagden niet tijdig hebben gereclameerd, waardoor hun verweer niet kan slagen. De rechtbank oordeelt dat de SRA algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat de gedaagden gehouden zijn de facturen te voldoen. De rechtbank wijst de vorderingen van [C] toe, inclusief wettelijke handelsrente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis in gevoegde zaken van 9 december 2015
in de zaak met zaak-/rolnummer C/09/484466 / HA ZA 15-302 van:
de maatschap
MAATSCHAP [C] ACCOUNTANTS EN ADVISEURS,
gevestigd te Lisse,
eiseres,
advocaat: mr. P.J. de Groen te Sassenheim,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DO.DI. BEHEER B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] BEHEER B.V.,
beide gevestigd te Haarlem,
gedaagden,
advocaat: mr. P.J. de Booij te Almere,
en
in de gevoegde zaak met zaak-/rolnummer C/09/487605 / HA ZA 15-534 van:
de maatschap
MAATSCHAP [C] ACCOUNTANTS EN ADVISEURS,
gevestigd te Lisse,
eiseres,
advocaat: mr. P.J. de Groen te Sassenheim,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[B] ONROEREND GOED B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A. MARLEEN ONROEREND GOED B.V.,
beide gevestigd te Haarlem,
gedaagden,
advocaat: mr. P.J. de Booij te Almere.
Partijen zullen hierna “ [C] ”, “Do.Di.”, “ [B] Beheer”, “ [B] OG”, “Marleen OG” en – gedaagden gezamenlijk – “Do.Di. c.s.” genoemd worden.

1.De procedure

in de zaak tegen Do.Di. en [B] Beheer

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 februari 2015;
  • de akte inbreng producties, met de producties 1 tot en met 21;
  • de conclusie van antwoord, met de producties G1 tot en met G3;
  • de brief van mr. De Groen van 30 april 2015;
  • het tussenvonnis van 17 juni 2015 waarin een comparitie is bevolen en de datum
van die comparitie is bepaald op 13 oktober 2015;
  • de brief van mr. De Groen van 18 juni 2015, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 oktober 2015 en de daarin genoemde
stukken;
- de brief van mr. De Booij van 23 oktober 2015 over de inhoud van het proces-
verbaal;
- de brief van mr. De Groen van 3 november 2015 over de inhoud van het proces-
verbaal.
in de zaak tegen [B] OG en Marleen OG
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 25 maart 2015 en de daarin genoemde stukken;
  • de brieven van de rechtbank van 24 juni 2015;
  • de brief van mr. De Booij van 2 juli 2015;
  • de brief van mr. De Groen van 6 juli 2015;
  • het tussenvonnis van 8 juli 2015 waarin een comparitie is bevolen en de datum van
die comparitie is bepaald op 13 oktober 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 oktober 2015 en de daarin genoemde
stukken;
- de brief van mr. De Booij van 23 oktober 2015 over de inhoud van het proces-
verbaal;
- de brief van mr. De Groen van 3 november 2015 over de inhoud van het proces-
verbaal.
1.3.
Ten slotte is in beide zaken een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

in beide zaken

2.1.
[C] is een accountants- en advieskantoor.
2.2.
Do.Di. c.s. maken deel uit van een concern (hierna: “het Do.Di-concern”). Het Do.Di.-concern bestaat blijkens de overgelegde uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel schematisch weergegeven uit de volgende vennootschappen:
2.3.
Do.Di. en [B] Beheer zijn een beheermaatschappij. De heer [A] (hierna: “de heer [A] ”) is enig aandeelhouder en bestuurder van Do.Di.
De dochter van de heer [A] , mevrouw [B] [A] , is enig aandeelhoudster en bestuurder van [B] Beheer. In [B] OG vinden de feitelijke activiteiten plaats, onder meer de exploitatie van restaurants en een hotel. Het vastgoed van het concern is ondergebracht in Marleen OG en B. Angela Onroerend Goed B.V. (hierna: “Angela OG”).
2.4.
Op 21 december 2009 heeft [C] aan Do.Di en de heer [A] een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende bepaald:
Het doel van deze opdracht is om u te ondersteunen, te adviseren en te begeleiden bij het besluitvormingsproces over de inkomstenbelastingproblematiek over de jaren 2004 tot en met 2007. Onze werkzaamheden zullen voornamelijk bestaan uit:
  • Het begeleiden van de procedures voor de jaren 2004 en 2005.
  • Het opstellen van de aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzerkeringen over de jaren 2004 tot en met 2007.
(…)
U vaste aanspreekpunt is de heer Ewoud [D] .
In de opdrachtbevestiging zijn de SRA algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de opdrachtbevestiging wordt opgemerkt dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden is bijgevoegd. Do.Di. en de heer [A] hebben de opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend.
2.5.
Op 5 maart 2010 heeft [C] aan Do.Di. een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende bepaald:
Wij hebben met u gesproken over uw plannen om aandelen in de drie besloten vennootschappen, Marleen B.V., [B] B.V. en Angela Onroerend goed B.V. over te dragen aan een besloten vennootschap van uw dochter. U heeft ons verzocht u te adviseren en te begeleiden bij deze overdracht.
(…)
Het doel van deze opdracht is u te ondersteunen, te adviseren en te begeleiden bij het besluitvormingsproces inzake de voorgenomen overdracht van de aandelen en daarbij uw belangen te behartigen. Onze werkzaamheden zullen voornamelijk bestaan uit:
  • Het verzamelen en bestuderen van informatie voor het verkrijgen van inzicht in de waarde van de vennootschap;
  • Het opzetten van voorstellen voor de waardebepaling van de vennootschap;
  • Het adviseren over de gehanteerde uitgangspunten en het voorbereiden van besluitvorming;
  • Fiscale advisering om te komen tot een voor de belastingdienst aanvaardbare overdracht;
  • Het begeleiden en het adviseren bij het traject om te komen tot de overdracht van de aandelen;
  • Het beoordelen en adviseren van de op te stellen overeenkomsten;
  • beoordelen meest recente jaarrekeningen in verband met voorkoming toepassing van artikel 4 Wet Belastingen van rechtsverkeer;
  • advisering inzake nodige akties ter voorkoming van het verschuldigd worden van overdrachtsbelasting bij overdracht van aandelen in [B] B.V., Marleen B.V. en Angela Onroerend goed B.V. en het uitvoeren van de noodzakelijk akties om het verschuldigd worden van overdrachtsbelasting te voorkomen;
  • overleg met Belastingdienst Holland – Midden / kantoor Haarlem inzake fiscale gevolgen van de overdracht van de aandelen aan de houderstervennootschap van [B] , zowel schriftelijk telefonisch als mondeling, inclusief overleg inzake zakelijkheid van de overdrachtsprijs zowel schriftelijk telefonisch als mondeling
  • beoordelen conceptstatuten van de houderstervennootschap van [B] en eventueel overleg met de notaris;
  • beoordelen concept akte van aandelenoverdracht van aandelen door Do.Di. beheer B.V. aan de houdstervennootschap van [B] ;
  • opstellen overeenkomsten tussen Do.Di. beheer B.V. en de houdstervennootschap van [B] , betreft aflossings/ betalingsschema , andere voorwaarden en vastlegging op welke wijze besluiten genomen dienen te worden.
(…)
Voor de hierna vermelde werkzaamheden verwachten wij op basis van een inschatting van de te besteden tijd dat de kosten € 15.000,00 exclusief omzetbelasting bedragen. Zie echter ook de volgende alinea.
U heeft ons verzocht om een inschatting van de door ons te maken kosten om bovenstaande werkzaamheden uit te voeren. Daarop hebben wij zo goed als mogelijk geprobeerd om aan de hand van de ingeschatte werkzaamheden een inschatting van de mogelijk te besteden tijd te maken. Door de complexheid en veranderbaarheid van de geldende regelgeving en het kunnen doorzoeken naar gepaste oplossingen voor een onbekend aantal mogelijke problemen kan er echter moeilijk een inschatting gemaakt worden van de hoeveelheid tijd die benodigd is. Bovendien kunnen er vele zaken mee, maar ook tegen zitten waardoor een inschatting nog moeilijker wordt. Helaas kunnen we u daarom geen goede inschatting geven. Wij zijn natuurlijk bereid om nadere afspraken te maken over het bijhouden en periodiek rapporteren van de tijdsbesteding.
(…)
Deze opdrachtbevestiging wordt geacht de hiervoor vermelde, alsmede andere (rechts)personen die in de loop van de opdracht door u zullen worden aangewezen te betreffen, in die zin dat al deze (rechts)personen hoofdelijk gehouden zullen zijn de verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen, ongeacht aan welke (rechts)persoon welk bedrag is gefactureerd. U zult derhalve steeds tevens als rechtsgeldig vertegenwoordiger voor die (rechts)persoon kunnen worden beschouwd.
In de opdrachtbevestiging zijn de SRA algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de opdrachtbevestiging wordt opgemerkt dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden is bijgevoegd. De heer [A] heeft de opdrachtbevestiging namens Do.Di. voor akkoord ondertekend.
2.6.
Op 9 maart 2010 heeft [C] aan Do.Di. een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende bepaald:
Het doel van deze opdracht is het analyseren van de specificaties van door Flynth accountants en adviseurs B.V. aan de heer D. [A] , A. Marleen Onroerend goed B.V., [B] onroerend goed B.V. en B. Angela onroerend goed B.V. verzonden facturen.
In de opdrachtbevestiging zijn de SRA algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de opdrachtbevestiging wordt opgemerkt dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden is bijgevoegd. Do.Di., Marleen OG, Angela OG, [B] OG en de heer [A] hebben de opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend.
2.7.
Op 13 januari 2011 heeft [C] aan Do.Di. een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende bepaald:
De opdracht heeft betrekking op werkzaamheden voor de hieronder genoemde vennootschappen te weten:
Do.Di., die de beheersmaatschappij is van de 100% deelnemingen:
  • Marleen Onroerend goed B.V.;
  • Angela Onroerend goed B.V.;
  • [B] Onroerend goed B.V.
(…)
De hiervoor vermelde werkzaamheden voor het boekjaar 2010, zullen wij, uitgaande van de oplevering zoals hierna is aangegeven, verrichten voor een bedrag van € 11.800.
Bovenstaand bedrag is van toepassing bij een volledige, correcte en tijdige aanlevering van de informatie nodig voor de in deze opdrachtbevestiging beschreven werkzaamheden.
In de opdrachtbevestiging zijn de SRA algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de opdrachtbevestiging wordt opgemerkt dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden is bijgevoegd. Do.Di. heeft de opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend.
2.8.
Op 26 augustus 2013 heeft [C] aan Do.Di. een opdrachtbevestiging gestuurd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende bepaald:
De opdracht heeft betrekking op werkzaamheden voor de hieronder genoemde vennootschappen te weten:
Do.Di., die de beheersmaatschappij is van de deelnemingen:
  • Marleen Onroerend goed B.V.;
  • Angela Onroerend goed B.V.;
  • [B] Onroerend goed B.V.
Ook in deze opdrachtbevestiging zijn de SRA algemene voorwaarden van toepassing verklaard en hebben Do.Di. en de heer [A] de opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend.
2.9.
In de hiervoor genoemde SRA algemene voorwaarden wordt onder meer het volgende bepaald:
B Toepasselijkheid
1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op: alle aanbiedingen, offertes, opdrachten, rechtsbetrekkingen en overeenkomsten, hoe ook genaamd, waarbij Opdrachtnemer zich verbindt/zal verbinden om Werkzaamheden te verrichten voor Opdrachtgever, alsmede op alle daaruit voor Opdrachtnemer voortvloeiende Werkzaamheden.
(…)
6 De Opdrachtgever met wie eenmaal een Overeenkomst is gesloten onder deze algemene voorwaarden, aanvaardt de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden op alle latere offertes van Opdrachtnemer en Overeenkomsten tussen Opdrachtgever en opdrachtnemer.
(…)
E Uitvoering Overeenkomst
(…)
5 Indien tijdens de duur van de Overeenkomst Werkzaamheden worden verricht ten behoeve van het beroep of bedrijf van de Opdrachtgever welke niet vallen onder de Werkzaamheden waarop de Overeenkomst betrekking heeft, worden deze Werkzaamheden op grond afzonderlijke Overeenkomsten geacht te zijn verricht.
(…)
J Betaling
1. Betaling van het factuurbedrag door Opdrachtgever dient te geschieden binnen de overeengekomen termijnen, doch in geen geval later dan 30 dagen na factuurdatum (…).
2. Indien Opdrachtgever niet binnen de in lid 1 genoemde termijn, dan wel niet binnen de nader overeengekomen termijn heeft betaald, is hij van rechtswege in verzuim en heeft Opdrachtnemer, zonder dat een nadere sommatie of ingebrekestelling is vereist, het recht vanaf de vervaldag Opdrachtgever over het gefactureerde bedrag de wettelijke (handels)rente in rekening te brengen, tot aan de dag van algehele voldoening, een en ander onverminderd de verdere rechten van Opdrachtnemer.
3 Alle kosten ontstaan ten gevolge van gerechtelijke of buitengerechtelijke incassering van de vordering, zijn voor rekening van Opdrachtgever, ook voor zover deze kosten de rechterlijke proceskostenveroordeling overtreffen. Het gaat hier om minimaal de kosten over de hoofdsom overeenkomstig het Besluit voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van 1 juli 2012 (…).
K Reclame
1. Reclames met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en/of het factuurbedrag dienen schriftelijk binnen 30 dagen na de verzenddatum van de stukken of informatie waarover Opdrachtgever reclameert, dan wel binnen 30 dagen na de ontdekking van het gebrek, indien Opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan Opdrachtnemer te worden kenbaar gemaakt onder nauwkeurige opgave van de aard en de grond van de klachten.
2 Reclames als in het eerste lid bedoeld, schorten de betalingsverplichting van Opdrachtgever niet op, behoudens voor zover Opdrachtnemer te kennen heeft gegeven dat hij de reclame gegrond acht.
(…)
5 Indien de reclame niet tijdig wordt ingesteld, vervallen alle rechten van Opdrachtgever in verband met de reclame.
2.10.
[C] heeft aan Do.Di. c.s. onder meer de volgende facturen gezonden:
2.11 Do.Di. c.s. heeft de onder 2.10. vermelde facturen, ook na te zijn gesommeerd, (gedeeltelijk) onbetaald gelaten.
2.12.
Door de jaren heen zijn diverse betalingsregelingen getroffen tussen partijen. In 2013 is onder meer een betalingsregeling tussen partijen getroffen inhoudende dat Do.Di. c.s. een bedrag van € 500,00 per maand aan [C] zou voldoen.
2.13.
Op 4 februari 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij enerzijds [C] RA (hierna: “de heer [C] ”) en [D] aanwezig waren en anderzijds de heer [A] en mr. De Booij. Mr. De Booij heeft diezelfde dag voor zover relevant het volgende aan de heer [C] bericht:
“Ik refereer aan het gesprek van hedenmorgen. Ik bevestig zoals toegezegd de gemaakte afspraken.
De jaarrekeningen van 2012 e.v. worden door een andere accountant afgemaakt.
[D] blijft cliënt adviseren. Voor elke opdracht geeft hij vooraf bij voorkeur een vaste prijs dan wel een indicatie van het aantal te besteden uren. Zijn werkzaamheden worden achteraf per maand gedeclareerd. De betalingstermijn is 30 dagen.
U geeft op wat de totale betalingsachterstand is en verstrekt een gespecificeerd inzicht in de samenstelling daarvan (administratie, jaarrekeningen, adviezen). Cliënt zal hierop reageren.
[A] handhaaft de hypothecaire zekerheid. Hij zegt toe geen nieuw hypothecaire zekerheden aan derden te verstrekken zolang het door hem c.s. verschuldigde niet is voldaan.
De netto teruggave b.t.w. over de jaren 2008 tot en met 2011 komt u ten goede.
Wekelijks blijft hij € 500,00 betalen. Vanaf 1 april verhoogt hij dit tot € 750,00 per week. In mei wordt bekeken of verdere verhoging mogelijk is.
Wilt u mij bevestigen dat het bovenstaande correct en volledig is weergegeven?”
2.14.
De heer [E] van SprenConsult heeft op verzoek van Do.Di. c.s. een
onderzoek verricht naar (de hoogte van) een gedeelte van de door [C] in rekening
gebrachte facturen. Hij heeft zijn definitieve rapport uitgebracht op 13 november 2014.
2.15.
[C] heeft Do.Di. c.s. op 27 februari 2015 respectievelijk 2 maart 2015 gedagvaard.

3.Het geschil

in de zaak tegen Do.Di. en [B] Beheer

3.1.
[C] vordert – zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ι Do.Di. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 48.537,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
ΙΙ [B] Beheer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.393,87, te
vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
ΙΙΙ Do.Di. en [B] Beheer hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten,
dan wel subsidiair in de geliquideerde proceskosten, alsmede in de nakosten.
3.2.
[C] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht van Do.Di. en [B] Beheer accountants- en advieswerkzaamheden heeft verricht. Do.Di. heeft, ondanks sommaties, de hiervoor gezonden facturen tot een bedrag van € 47.289,70 onbetaald gelaten. [B] Beheer heeft in totaal een bedrag van € 24.375,12 onbetaald gelaten (zie 2.10.). Volgens [C] is op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden sprake van verzuim van de opdrachtgever vanaf 30 dagen na factuurdatum. Subsidiair voert [C] aan dat zij recht heeft op een redelijk loon in de zin van artikel 7:405 BW, dat primair is bepaald door partijen, maar subsidiair geldt dat de hoogte van het loon ook op de in de branche gebruikelijke wijze is berekend, althans in concreto redelijk is. [C] stelt tevens buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt voor een bedrag van € 1.247,90 respectievelijk € 1.018,75 die eveneens door Do.Di respectievelijk [B] Beheer dienen te worden vergoed.
in de zaak tegen [B] OG en Marleen OG
3.3.
[C] vordert – zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ι [B] OG te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.078,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
ΙΙ Marleen OG te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.908,28, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
ΙΙΙ [B] OG en Marleen OG hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten, dan wel subsidiair in de geliquideerde proceskosten, alsmede in de nakosten.
3.4.
[C] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht van [B] OG en Marleen OG accountants- en advieswerkzaamheden heeft verricht. [B] OG heeft, ondanks de sommaties, de hiervoor gezonden facturen tot een bedrag van € 4.503,33 onbetaald gelaten. Marleen OG heeft in totaal een bedrag van € 6.222,17 onbetaald gelaten (zie 2.10.). Volgens [C] is op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden sprake van verzuim van de opdrachtgever vanaf 30 dagen na factuurdatum. Subsidiair voert [C] aan dat zij recht heeft op een redelijk loon in de zin van artikel 7:405 BW, dat primair is bepaald door partijen, maar subsidiair geldt dat de hoogte van het loon ook op de in de branche gebruikelijke wijze is berekend, althans in concreto redelijk is. [C] stelt tevens buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt voor een bedrag van € 575,33 respectievelijk € 686,11 die eveneens door [B] OG respectievelijk Marleen OG dienen te worden vergoed.
in beide zaken
3.5.
Do.Di. c.s. voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in beide zaken

Toepasselijkheid algemene voorwaarden; opdracht?
4.1.
Ter beoordeling ligt in de eerste plaats voor of de SRA algemene voorwaarden van toepassing zijn op de werkzaamheden die [C] in de aan het geschil ten grondslag liggende facturen (genoemd onder 2.10.) bij Do.Di. c.s. in rekening heeft gebracht. Volgens Do.Di. c.s. zijn de algemene voorwaarden niet van toepassing op de verrichtte werkzaamheden waarvoor de eerder genoemde facturen zijn verzonden, maar waartoe zij geen opdracht heeft gegeven.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat [C] (een) overeenkomst(en) van opdracht heeft gesloten met respectievelijk Do.Di., [B] OG en Marleen OG. Bij brieven van 21 december 2009, 5 en 9 maart 2010, 13 januari 2011 en 26 augustus 2013 heeft [C] die overeenkomsten schriftelijk bevestigd. In die opdrachtbevestigingen maakt [C] uitdrukkelijk melding van de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden op haar dienstverlening. De heer [A] heeft de opdrachtbevestigingen in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van Do.Di., [B] OG en Marleen OG voor akkoord getekend en daarmee de gelding van de SRA algemene voorwaarden uitdrukkelijk aanvaard. De rechtbank is met [C] van oordeel dat voor de door haar in rekening gebrachte werkzaamheden die niet vallen onder de werkzaamheden zoals overeengekomen in de opdrachtbevestigingen, nog daargelaten de vraag of dat het geval is, artikel E 5 van de SRA algemene voorwaarden geldt. In artikel E 5 is namelijk bepaald dat indien tijdens de duur van de overeenkomst werkzaamheden worden verricht ten behoeve van het beroep of bedrijf van de opdrachtgever welke niet vallen onder de werkzaamheden waarop de overeenkomst betrekking heeft, deze werkzaamheden
geachtworden te zijn verricht op grond van afzonderlijke overeenkomsten. Dit leidt ertoe dat de SRA algemene voorwaarden van toepassing zijn op de werkzaamheden die [C] in de facturen genoemd onder 2.10. bij Do.Di., [B] OG en Marleen OG in rekening heeft gebracht. Anders dan Do.Di. c.s. lijkt te betogen, is de vraag óf [C] werkzaamheden heeft verricht waartoe geen opdracht is gegeven een andere vraag (zie over die vraag hierna 4.16. e.v.).
4.3.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of bovenstaande ook geldt voor [B] Beheer. [B] Beheer betwist immers ooit enige opdracht aan [C] te hebben gegeven.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat tussen [C] en [B] Beheer geen afzonderlijke schriftelijke opdrachtbevestiging is opgesteld. Of een overeenkomst tot stand is gekomen is echter afhankelijk van hetgeen partijen over een weer jegens elkaar hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. De volgende omstandigheden hebben zich voorgedaan.
4.5.
Uit de opdrachtbevestiging van 5 maart 2010 (zie 2.5) blijkt dat de heer [A] op een bepaald moment de wens heeft uitgesproken om aandelen in [B] OG, Marleen OG en Angela OG over te dragen aan een besloten vennootschap van zijn dochter [B] . In de opdrachtbevestiging is onder meer te lezen:
“Onze werkzaamheden zullen voornamelijk bestaan uit: (…) overleg met Belastingdienst Holland – Midden / kantoor Haarlem inzake fiscale gevolgen van de overdracht van de aandelen aan de houderstervennootschap van [B] , zowel schriftelijk telefonisch als mondeling, inclusief overleg inzake zakelijkheid van de overdrachtsprijs zowel schriftelijk telefonisch als mondeling; beoordelen conceptstatuten van de houderstervennootschap van [B] en eventueel overleg met de notaris; beoordelen concept akte van aandelenoverdracht van aandelen door Do.Di. beheer B.V. aan de houdstervennootschap van [B] ; opstellen overeenkomsten tussen Do.Di. beheer B.V. en de houdstervennootschap van [B] , betreft aflossings/ betalingsschema, andere voorwaarden en vastlegging op welke wijze besluiten genomen dienen te worden.”Vervolgens heeft [C] de hiervoor genoemde werkzaamheden ook daadwerkelijk verricht voor Do.Di. en de (nog op te richten) besloten vennootschap van [B] . [C] verwijst bijvoorbeeld naar een intentieovereenkomst van 12 april 2010 (productie 22 bij brief van 29 september 2015 van de zijde van [C] ) die zij heeft opgesteld. Blijkens de intentieovereenkomst was het de intentie van [B] om, in privé of door middel van een door haar op te richten besloten vennootschap, aandelen in [B] OG, Marleen OG en Angela OG over te nemen. De door haar op te richten besloten vennootschap zou de naam [B] Beheer krijgen of een andere naam waartegen geen bezwaar zou bestaan. [C] verwijst voorts naar een e-mailbericht van 16 april 2010 aan de notaris, waarin zij
“namens de heer [A] en zijn dochter”verzoekt
“zorg te dragen voor concept statuten van de besloten vennootschap van zijn dochter en concept overeenkomsten van aandelenoverdracht”(productie 22 bij brief van 29 september 2015 van de zijde van [C] ). Uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (productie 3 bij akte inbreng producties) volgt dat [B] Beheer uiteindelijk is opgericht op 1 juli 2011.
4.6.
Voornoemde stukken geven voldoende onderbouwing voor het standpunt van [C] dat zij voorafgaand aan de oprichting van [B] Beheer op 1 juli 2011 opdracht heeft gekregen om werkzaamheden voor deze besloten vennootschap (in oprichting, hierna: “i.o.”) te verrichten. Mede gelet op het feit dat [C] daarnaast stelt dat zij ook na de overdracht van aandelen aan [B] Beheer de boekhouding voor het gehele Do.Di.-concern is blijven doen, dus met inbegrip van [B] Beheer, is de kale betwisting van de opdracht door [B] Beheer onvoldoende. Het had op haar weg gelegen om tegenover de door [C] overgelegde stukken haar verweer feitelijk te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten is de door [C] gestelde overeenkomst van opdracht door [B] Beheer onvoldoende gemotiveerd bestreden.
4.7.
Wel is het zo dat een overeenkomst in beginsel alleen tot stand kan zijn gekomen als [B] Beheer bevoegd is vertegenwoordigd. [B] Beheer stelt zich op het standpunt dat dat niet het geval is. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
4.8.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat onder meer de intentieovereenkomst is ondertekend door enerzijds de heer [A] namens Do.Di. en anderzijds [B] namens [B] Beheer i.o. Verder heeft [B] ter comparitie desgevraagd bevestigd dat zij geen beheerstaken uitvoert in [B] Beheer, alleen werkzaam is in het restaurant en dat de contacten met [C] , die op dat moment de boekhouding deed voor het Do.Di.-concern, onderhouden werden door haar vader. Bij deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [C] ten aanzien van de werkzaamheden waarvoor de eerder genoemde facturen zijn verzonden en waarvoor [B] wellicht niet zelf expliciet opdracht heeft gegeven, bijvoorbeeld het opstellen van jaarrekeningen vanaf datum oprichting, mocht aannemen dat aan de heer [A] , rechtstreeks of door middel van Do.Di., een toereikende volmacht was verleend. [B] Beheer kan zich dan ook niet op de eventuele onjuistheid van die veronderstelling beroepen. Gelet op het voorgaande staat dan ook vast dat ook tussen [C] en [B] Beheer een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
4.9.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de SRA algemene voorwaarden ook van toepassing zijn op de werkzaamheden die [C] in de facturen onder 2.10. bij [B] beheer in rekening heeft gebracht. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord op de volgende gronden.
4.10.
In de overgelegde opdrachtbevestigingen van [C] staat: “
Deze opdrachtbevestiging wordt geacht de hiervoor vermelde, alsmede andere (rechts)personen die in de loop van de opdracht door u zullen worden aangewezen te betreffen, in die zin dat al deze (rechts)personen hoofdelijk gehouden zullen zijn de verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen, ongeacht aan welke (rechts)persoon welk bedrag is gefactureerd. U zult derhalve steeds tevens als rechtsgeldig vertegenwoordiger voor die (rechts)persoon kunnen worden beschouwd.” Zoals hiervoor onder 4.3. tot en met 4.8. reeds overwogen, vertegenwoordigde de heer [A] [B] Beheer en heeft hij in de loop van de diverse opdracht(en) enige in de opdrachtbevestigingen omschreven werkzaamheden laten verrichtten ten behoeve van [B] Beheer. De opdrachtbevestigingen worden derhalve geacht ook [B] Beheer te betreffen. Nu de SRA algemene voorwaarden telkens van toepassing zijn op de overeenkomsten van opdracht tussen [C] en respectievelijk Do.Di., [B] OG en Marleen OG (zie 4.2.), is dit ook voor [B] Beheer het geval. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat nu de heer [A] niet alleen Do.Di., [B] OG en Marleen OG, maar ook [B] Beheer heeft vertegenwoordigd, geoordeeld moet worden dat [B] Beheer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de inhoud van de SRA algemene voorwaarden bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn.
Tijdig gereclameerd?
4.11.
Het geschil spitst zich vervolgens toe op de vraag of Do.Di. c.s. tijdig heeft gereclameerd in de zin van artikel K 1 van de algemene voorwaarden.
4.12.
Volgens [C] heeft Do.Di. c.s. haar klachten tegen de aan het geschil ten grondslag liggende facturen voor het eerst mondeling geuit vanaf het moment dat mr. De Booij is betrokken en in verband daarmee stelt zij dat de bevoegdheid van Do.Di. c.s. om zich tegen de vorderingen te verweren is vervallen. Do.Di. c.s. voert aan dat het beroep van [C] op artikel K 1 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft vanaf het begin bijna maandelijks mondeling gereclameerd tegen de facturen, aldus Do.Di. c.s.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel K 1 bepaalt dat reclames met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en/of het factuurbedrag schriftelijk binnen 30 dagen na de verzenddatum van de stukken of informatie waarover opdrachtgever reclameert, dan wel binnen 30 dagen na ontdekking van het gebrek, indien opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan opdrachtnemer dienen te worden kenbaar gemaakt onder nauwkeurige opgave van de aard en de grond van de klachten.
4.14.
De in artikel K 1 van de algemene voorwaarden opgenomen reclameplicht komt naar het oordeel van de rechtbank neer op een nadere invulling van de in artikel 6:89 BW neergelegde klachtplicht in die zin dat de “bekwame tijd” waarbinnen moet worden geklaagd is gefixeerd op een termijn van 30 dagen en dat als aanvullende eis is gesteld dat de klacht schriftelijk kenbaar moet worden gemaakt onder nauwkeurige opgave van de aard en de grond van de klachten. In het kader van de beoordeling van artikel 6:89 BW is van belang dat verval van alle rechten een zeer ingrijpend gevolg is, dat in beginsel in enig opzicht gerechtvaardigd of, in ieder geval verklaard, zou moeten zijn door een gerechtvaardigd belang van de andere partij.
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank dient bij de vraag of in de onderhavige procedures tijdig is gereclameerd onderscheid te worden gemaakt tussen de klachten die zien op (i) de verschuldigdheid van facturen met als grondslag dat verrichte werkzaamheden bij de verkeerde vennootschap van het Do.Di.-concern in rekening zijn gebracht dan wel niet zijn opgedragen door de betreffende vennootschap en (ii) (de hoogte van) de factuurbedragen.
(i)
de verschuldigdheid van de facturen
4.16.
De klachten van Do.Di. c.s. zien met betrekking tot dit punt op de volgende deelaspecten: a. [B] Beheer; b. [B] OG en Marleen OG.
Ad a
[B] Beheer betwist ooit enige opdracht aan [C] te hebben gegeven. Tussen partijen is niet in geschil dat [B] Beheer nimmer schriftelijk bij [C] heeft gereclameerd. De rechtbank overweegt dat rekening dient te worden gehouden met enerzijds het voor [B] Beheer ingrijpende rechtsgevolg van het te laat reclameren – te weten verval van al haar rechten – en anderzijds de concrete belangen waarin [C] is geschaad door het late tijdstip waarop het protest is gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is een termijn van 30 dagen niet onaanvaardbaar kort. Verder leidt de eis van een schriftelijke klacht er toe dat er tussen partijen zoveel mogelijk wordt voorkomen dat discussie ontstaat over de aard en de omvang van de klacht. De rechtbank constateert dat op de facturen gericht aan [B] Beheer vermeld staat dat de werkzaamheden zijn verricht voor het boekjaar 2010, 2011 en 2012, in het bijzonder het samenstellen van de jaarrekeningen over deze jaren. Het staat tussen partijen vast dat van de zijde van Do.Di. c.s. een opdracht aan [C] is gegeven voor het samenstellen van de jaarrekeningen. Verder staat als onweersproken vast dat in dit kader ook daadwerkelijk werkzaamheden door [C] zijn verricht ( [C] verwijst naar productie 7 bij akte inbreng producties). De rechtbank is van oordeel dat als [B] Beheer hier niet specifiek opdracht toe heeft gegeven, zoals zij betoogt, zij daarover tijdig had moeten en kunnen reclameren. Het afwachten van onderliggende urenspecificaties is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig met betrekking tot dit punt, omdat al voldoende duidelijk was dat de facturen op het samenstellen van de jaarrekeningen zagen. Als [B] Beheer schriftelijk binnen 30 dagen had gereclameerd, dan had [C] de nadien verrichte werkzaamheden vervolgens bij de in de ogen van Do.Di. c.s. juiste vennootschap(pen) in rekening kunnen brengen of haar werkzaamheden kunnen staken. [C] stelt immers dat [B] Beheer terecht opmerkt dat voor haar in 2010 geen jaarrekening is opgesteld, maar dat de verrichte werkzaamheden met instemming van de heer [A] bij deze vennootschap zijn geboekt. Dit had [C] anders in het vervolg op een andere manier kunnen aanpakken. Het betoog dat Do.Di. c.s. tijdens de maandelijkse bijeenkomsten heeft geklaagd kan de rechtbank niet als (een) voldoende concrete klacht(en) in de zin van artikel K 1 van de algemene voorwaarden en artikel 6:89 BW classificeren. Dit betekent dat [B] Beheer haar klachten te laat naar voren heeft gebracht.
Ad b [B] OG en Marleen OG hebben ter comparitie toegelicht dat de afspraak was dat alle voor hen verrichte werkzaamheden zouden worden gedeclareerd bij Do.Di. [C] betwist dat deze afspraak is gemaakt.
Ook met betrekking tot dit punt geldt naar het oordeel van de rechtbank dat als partijen dit daadwerkelijk hebben afgesproken, hetgeen nu in het midden wordt gelaten, [B] OG en Marleen OG schriftelijk binnen 30 dagen hadden moeten reclameren, zodat [C] hiermee bij de nadien door haar verrichte werkzaamheden rekening kon houden. Dit betekent dat zij haar klachten te laat naar voren heeft gebracht.
4.17.
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat de vorderingen van [C] tot betaling van de aan het geschil ten grondslag liggende facturen in beginsel toewijsbaar zijn, tenzij de klachten van Do.Di. c.s. over (de hoogte van) de factuurbedragen slagen.
(ii)
de hoogte van de factuurbedragen
4.18.
Ten aanzien van (de hoogte van) de factuurbedragen voert Do.Di. c.s. aan dat [C] diverse soorten werkzaamheden verrichtte voor de verschillende vennootschappen van het Do.Di.-concern. Urenspecificaties van die werkzaamheden werden volgens Do.Di. c.s. door [C] niet bij haar facturen meegezonden. Na veelvuldig aandringen door Do.Di. c.s. heeft [C] pas voor het eerst bij de dagvaarding van de onderhavige procedures de onderliggende specificaties verstrekt (productie 7 akte inbreng producties). Strikt genomen kon zij pas vanaf dat moment de juistheid van de facturen controleren en zij heeft toen de onder 4.19. opgenomen fouten ontdekt. Daarbij komt nog dat de overgelegde specificaties ontoereikend zijn, zodat het overleggen van urenbriefjes door [C] geboden is. Voor haar was het dus eenvoudigweg niet mogelijk om haar klachten eerder kenbaar te maken onder nauwkeurige opgave van de aard en de grond van de klacht, aldus Do.Di. c.s. [C] stelt daarentegen dat zij al in 2013 specificaties aan Do.Di. c.s. heeft verstrekt.
4.19.
De rechtbank laat in het midden of Do.Di. c.s. de vermeende gebreken eerder kon ontdekken en dus eerder moest reclameren en zal ook niet overgaan tot bewijslevering van de datum van het overleggen van de specificaties, daar het inhoudelijk verweer tegen (de hoogte van) de factuurbedragen van Do.Di. c.s. niet kan slagen. De reden daarvoor is dat naar het oordeel van de rechtbank Do.Di. c.s. niet, ondanks de inmiddels verstreken tijd sinds het overleggen van de specificaties (in ieder geval) bij dagvaarding, specifiek per factuur en kostenonderdeel aanvoert waarom de werkzaamheden op die factuur niet in rekening mochten worden gebracht. De rechtbank zal dit toelichten aan de hand van het door Do.Di. c.s. per onderwerp gevoerde verweer volgens het hieronder weergegeven schema.
Verweer per onderwerp
Hoogte van het door Do.Di. c.s. betwiste bedrag
Toedeling van betalingen
n.v.t.
[B] Beheer
€ 24.375,12
Facturen na 4 februari 2014
€ 12.425,79
Overschrijding 2010
€ 9.385,25
Wijnimport
€ 8.660,73
Herstructurering + PM fiscale adviezen en vpb
€ 11.299,30
Flynth
€ 1.190,00
Rabo + eventuele herfinanciering
€ 2.374,02
Herinvesteringsreserve + PM
€ 3.540,46
Factuur SprenConsult
€ 4.810,00
Assistentie boekhouding, WOZ, panden Italië, zorgtoeslag, boekjaar 2013
PM
Toedeling van betalingen
4.20.
Do.Di. c.s. stelt zich in het algemeen op het standpunt dat zij sinds 2010 een bedrag van € 114.121,80 heeft betaald. Zij maakte steeds € 500,00 of een veelvoud daarvan over aan [C] (zie ook 2.12). [C] dient inzichtelijk te maken op welke facturen dit bedrag is afgeboekt, aldus Do.Di. c.s.
4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Do.Di. c.s. onvoldoende concreet onderbouwd dat zij op de aan het geschil ten grondslag liggende facturen heeft afbetaald. Zij acht met [C] aannemelijk dat steeds conform artikel 6:43 BW is afgeboekt op de oudste facturen. Zo is tijdens het gesprek op 4 februari 2014 nog aan de orde gekomen dat Do.Di. c.s. wekelijks € 500,00 (op oude schulden) zou blijven betalen en dat dit vanaf 1 april 2014 verhoogd zou worden tot € 750,00 per week (zie 2.13). Verder is blijkens het overzicht onder 2.10. bijvoorbeeld ook afgeboekt op de factuur met nummer 236842 ad € 14.310,52, waarvan thans nog een bedrag van € 2.372,35 openstaat.
[B] Beheer
4.22.
Do.Di. c.s. voert aan dat [C] blijkens de bij dagvaarding overgelegde specificaties ten onrechte uren in rekening heeft gebracht bij [B] Beheer welke besteed zijn aan andere vennootschappen van het Do.Di.-concern. Ter comparitie is desgevraagd factuur 235123 ter sprake gekomen, waarin staat:
“acceptatie 2010 Do.Di. Beheer BV”, JR’10 Marleen Onroerend goed BV, Overleg/aanpassingen na review JME – jaarrekening ’10 [B] OG BV (enkelvoudig).
[C] heeft daartegenin gebracht dat de werkzaamheden zonder meer zijn verricht. Het was soms praktischer om werkzaamheden bij een andere vennootschap te boeken, bijvoorbeeld omdat die werkzaamheden op één dag verricht waren. Soms waren het ook werkzaamheden die door beide vennootschappen verricht werden, bijvoorbeeld een overeenkomst tussen die beide vennootschappen. Het maakt ook niet heel veel uit want de vennootschappen zijn hoofdelijk aansprakelijk, aldus [C] .
4.23.
De rechtbank overweegt dat de door [B] Beheer betwiste hoogte van de facturen, gelet op de betwisting van [C] en het feit dat Do.Di. c.s. de verrichtte werkzaamheden niet heeft betwist, dermate marginaal en onvoldoende is onderbouwd dat daaruit niet volgt dat de facturen onjuist zijn. Nu [B] Beheer haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd zal het worden gepasseerd. Gelet hierop gaat de rechtbank dan ook uit van de juistheid van de facturen gericht aan [B] Beheer.
Facturen na 4 februari 2014
4.24.
Do.Di. c.s. stelt zich op het standpunt dat de na 4 februari 2014 door [C] in rekening gebrachte werkzaamheden zijn uitgevoerd zonder opdracht en enig voorafgaand overleg. Volgens Do.Di. c.s. had zij met [C] afgesproken dat [C] na die datum alleen nog advieswerkzaamheden en geen werkzaamheden op het gebied van accountancy en administratieve dienstverlening zou verrichten. [C] stelt dat mr. De Booij [D] heeft gevraagd diverse werkzaamheden af te maken. Zij verwijst daartoe naar diverse e-mails (productie 34 bij brief van 29 september 2015).
4.25.
De rechtbank stelt voorop dat ter comparitie duidelijk is geworden dat Do.Di. de factuur met nummer 239381 niet langer betwist, zodat zij het restantbedrag van die factuur ad € 316,42 aan [C] is verschuldigd. Met betrekking tot de overige facturen die zien op de na 4 februari 2014 door [C] in rekening gebrachte werkzaamheden geldt het volgende. De rechtbank is met [C] van oordeel dat duidelijk is dat Do.Di. c.s. ook na 4 februari 2014 diverse verzoeken tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van accountancy en administratieve dienstverlening aan [C] heeft gedaan. In een e-mailbericht van 16 februari 2014 van de heer [F] van AD Kennemerland, de administrateur van Do.Di. c.s., (hierna: “ [F] ”) aan [D] , is onder meer te lezen:
“Zou jij voor het onderstaande zorg kunnen dragen? Jaarrekeningen van alle B.V. ‘s 2011 in pdf aanleveren. De afschrijvingsstaten van alle B.V. ‘s Toelichting/opbouw/achtergrond latente belasting schuld € 420.814,00, vordering € 38.600,00. Grootboekrekening 1520 2010 € 63.500,= afloop € 17.950,=?”.Vervolgens staat in een e-mailbericht van 18 februari 2014 van [D] aan [F] :
“Heb jij de vragenbrief over de omzetbelasting beantwoord? Dan kan ik verder met het overleg met de Belastingdienst over de suppletieaangiften omzetbelasting.”Op 24 februari 2014 vraagt de heer [G] van Koeleman & Van den Broek, de opvolgende accountant, (hierna: “ [G] ”) aan [D] :
“Er staat nog een flinke post loonheffing open op de balans. Is daar wat over bekend?”[D] reageert bij e-mailbericht van diezelfde dag als volgt:
“Deze post bij de jaarrekening 2012 svp laten staan. Dit wordt afgewikkeld bij de jaarrekening 2013. Verder neemt [A] nog contact met je op over bankreknr ….… 536. Hij weet welke mutaties hierop staan. Wij zorgen later voor schriftelijke onderbouwing. In 2012 heeft een van de B.V.’s een schadevergoeding van Flynth ontvangen. Graag voor hetzelfde bedrag een voorziening opnemen. Er is namelijk een hoger beroep aanhangig.”In een e-mailbericht van 25 februari 2014 van [D] aan de heer [A] staat nog:
“facturatie werkzaamheden (…) Dus samenvattend gaat het om de volgende werkzaamheden: Werkzaamheden in verband met aangiften vennootschapsbelasting 2010 (afgerond na mondelinge toezegging dat de aangifte wordt geaccepteerd). Begeleiding van [G] bij het opstellen van de jaarrekening 2012 (declaratie € 760 exclusief omzetbelasting). Werkzaamheden in verband met de gewijzigde aangiften 2011 en toezending informatie aan de heer [H] .”
4.26.
Mitsdien kan niet geoordeeld worden dat de na 4 februari 2014 door [C] in rekening gebrachte werkzaamheden zijn uitgevoerd zonder opdracht en enig voorafgaand overleg.
4.27.
Naar het oordeel van de rechtbank is het, anders dan Do.Di. c.s. betoogt, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [C] werkzaamheden bij Do.Di. c.s. in rekening heeft gebracht voor de afwikkeling en de overdracht van de dossiers van Do.Di. c.s. aan de opvolgende accountant. Het was immers de beslissing van de heer [A] om de dossiers over te dragen. Inherent hieraan is dat ook kosten worden gemaakt voor het afwikkelen van het dossier en het inlezen van het dossier door de opvolgende accountant en dubbele werkzaamheden worden verricht.
4.28.
Do.Di. c.s. heeft nagelaten voldoende concreet, dus toegespitst op de aan het geschil ten grondslag liggende facturen, te betwisten dat de in de facturen van [C] genoemde werkzaamheden zijn verricht.
4.29.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [C] alle na 4 februari 2014 verrichte werkzaamheden bij Do.Di. c.s. in rekening mag brengen.
Overschrijding 2010
4.30.
Do.Di. c.s. voert verder aan dat [C] voor het boekjaar 2010 € 21.188,25 heeft gefactureerd, terwijl een vaste prijs van € 11.800,00 was afgesproken. [C] betwist dat een prijsafspraak is gemaakt. [C] wijst erop dat in de opdrachtbevestiging van 13 januari 2011 weliswaar een bedrag is genoemd als indicatie voor de kosten, maar niet een vaste prijs. Er wordt ook uitdrukkelijk bij vermeld dat een goede administratie moest worden aangeleverd en daar schortte het absoluut aan, aldus [C] .
4.31.
Gelet op de betwisting van [C] dat tussen partijen een vaste prijs is overeengekomen voor de werkzaamheden voor het boekjaar 2010 en de onderbouwing daarvan door [C] lag het op de weg van Do.Di. c.s. om haar stellingen nader toe te lichten en te onderbouwen. De enkele verwijzing naar de opdrachtbevestiging van 13 januari 2011 (zie 2.7.) ter onderbouwing van haar stelling dat sprake was van een vaste prijsafspraak is niet toereikend. In die opdrachtbevestiging is niet expliciet een bevestiging opgenomen van een dergelijke overeengekomen vaste prijs. Het voorgaande betekent dat Do.Di. c.s. niet concreet heeft onderbouwd dat, en zo ja welk deel van de door [C] gevorderde facturen te hoog zouden zijn. Voor nadere bewijslevering is onder die omstandigheden geen plaats.
Wijnimport
4.32.
Do.Di. voert aan dat in de factuur met nummer 236842 een bedrag van € 8.660,73 (inclusief btw) is opgenomen in verband met de import van wijn. Zij betwist dat aan [C] opdracht is gegeven tot advies hieromtrent. Volgens Do.Di. heeft de heer [A] slechts tijdens een etentje met [D] , werkzaam bij [C] en al langere tijd een vriend van hem, verteld dat hij wijn wilde gaan importeren vanuit Italië en hem gevraagd welke fiscale maatregelen hij daarbij moest nemen. [C] stelt zich op het standpunt dat in de vraag van de heer [A] een opdracht van Do.Di. besloten ligt. Verder verwijst zij naar de onderliggende specificatie bij de factuur (productie 7 akte inbreng producties). Daaruit blijkt volgens haar dat het genoemde bedrag niet alleen werkzaamheden met betrekking tot de import van wijn maar ook andere werkzaamheden omvat.
4.33.
De rechtbank leidt uit de door partijen ingenomen standpunten en overgelegde stukken af dat sprake was van een intensieve zakelijke relatie tussen [C] en Do.Di. Het betoog van Do.Di. dat de heer [A] met zijn vraag over de import van wijn slechts een beroep deed op een vriendendienst van [D] , kan de rechtbank zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet volgen. De rechtbank is met [C] eens dat wel een opdracht aan haar is verleend. Indien de heer [A] een beroep deed op een vriendendienst van de heer [D] had hij daarvan, gelet op de intensieve zakelijke relatie tussen partijen, expliciet melding moeten maken. Verder blijkt uit de overgelegde specificatie inderdaad dat het bedrag van € 8.660,73 ook ziet op andere werkzaamheden dan de import van wijn. Do.Di. c.s. voert tegen deze werkzaamheden geen specifiek verweer per kostenonderdeel, onder nauwkeurige opgave van de aard en de grond van de klacht. Gelet hierop gaat de rechtbank dan ook uit van de juistheid van de factuur met nummer 236842.
Herstructurering + PM fiscale adviezen en vpb, Rabobank + eventuele herfinanciering en assistentie boekhouding
4.34.
Do.Di. c.s. stelt zich op het standpunt dat [C] haar werkzaamheden niet heeft uitgevoerd zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant had mogen worden verwacht. [C] heeft op bepaalde momenten zelfs ernstig verwijtbaar gehandeld. Zo heeft zij nagelaten jaarstukken te deponeren, in haar advisering fouten gemaakt met betrekking tot de structuur van de vennootschappen, misbruik gemaakt van omstandigheden in het kader van de opzegging van het krediet door de Rabobank en het proces van administratieve boekingen niet goed bewaakt. De hiermee samenhangende werkzaamheden die [C] in rekening heeft gebracht, hoeft zij daarom niet te vergoeden, aldus Do.Di. c.s. [C] betwist dat onjuist is geadviseerd.
4.35.
De rechtbank vat het verweer van Do.Di. c.s. op als een beroep op opschorting respectievelijk verrekening vanwege schade die zij zou hebben geleden als gevolg van vermeende beroepsfouten van [C] .
4.36.
De rechtbank stelt voorop dat voor zover aan Do.Di. c.s. al enig opschortingsrecht toekomt, Do.Di. c.s. daarmee niet van haar betalingsverplichting is bevrijd. Do.Di. c.s. heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om een beroep op opschorting te rechtvaardigen. Zo heeft Do.Di. c.s. nagelaten (onderbouwd) aan te geven op welke facturen haar beroep ziet en voorts, aangezien zij niet kan volstaan met stilzitten en betaling weigeren, in hoeverre zij bij de weigering om op dat moment te betalen heeft uitgesproken wat de reden daarvan was en wat zij verder met betrekking tot de gestelde beroepsfout en de overeenkomst(en) wenste (alsnog nakoming, geheel of gedeeltelijke ontbinding van die overeenkomst en/of schadevergoeding wegens tekortschieten door [C] ).
4.37.
Nu Do.Di. c.s. op dit punt geen reconventionele vordering heeft ingesteld en de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal de rechtbank het beroep op verrekening passeren met toepassing van artikel 6:136 BW.
4.38.
Ook deze verweren kunnen Do.Di. c.s. derhalve niet baten.
Flynth € 1.190,00
4.39.
Do.Di. c.s. betwist dat [C] de werkzaamheden van Flynth accountants en adviseurs B.V. heeft geanalyseerd, waarvoor zij € 1.190,00 in rekening heeft gebracht.
4.40.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van Do.Di. c.s. niet kan slagen. Do.Di. c.s. onderbouwt haar verweer door te verwijzen naar een declaratie van 15 maart 2010, terwijl de aan het geschil ten grondslag liggende facturen allemaal dateren uit het jaar 2013 en 2014.
Factuur SprenConsult € 4.810,00
4.41.
Do.Di. c.s. maakt aanspraak op de vergoeding van de factuur van SprenConsult in het kader van de proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat dit niet opgaat, alleen al omdat Do.Di. c.s. zelf in de proceskosten wordt veroordeeld (zie 4.45. hieronder).
Herinvesteringsreserve + PM en WOZ, panden Italië, zorgtoeslag, boekjaar 2013
4.42.
Do.Di. c.s. voert nog verweer ten aanzien van de volgende onderwerpen: herinvesteringsreserve, WOZ, panden Italië, zorgtoeslag en boekjaar 2013. De rechtbank acht ook de onderbouwing van het verweer hieromtrent onvoldoende.
Toewijsbaarheid vorderingen in hoofdsom en rente
4.43.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat Do.Di. c.s. gehouden is de bij de facturen in rekening gebrachte bedragen van [C] te voldoen. Dit betekent dat de vorderingen van [C] in hoofdsom toewijsbaar zijn.
4.44.
De door [C] gevorderde veroordeling tot betaling van wettelijke handelsrente over de facturen zal de rechtbank, nu deze niet is betwist en op de wet gegrond toewijzen.
Proceskosten en bik
in beide zaken
4.45.
Do.Di. c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Anders dan [C] vordert, zal de rechtbank Do.Di. c.s. niet in de volledige proceskosten veroordelen. Op grond van het bepaalde in de artikelen 237 e.v. Rv worden de proceskosten door de rechter ambtshalve vastgesteld. De proceskosten plegen - om de toegang tot een betaalbare rechtsgang te waarborgen - te worden begroot aan de hand van het Besluit liquidatietarieven rechtbanken en hoven, dat in zijn algemeenheid als redelijk wordt beschouwd. Alleen in uitzonderlijke situaties wordt hiervan afgeweken. Van een dergelijke situatie is in dit geval niet gebleken. De vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten wordt dan ook afgewezen.
4.46.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
4.47.
[C] vordert buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat [C] heeft onderbouwd dat de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, welk besluit anders dan Do.Di. c.s. betoogt ook voor niet-consumenten geldt, en zal daarom worden toegewezen.
in de zaak tegen Do.Di. en [B] Beheer
4.48.
Do.Di. en [B] Beheer zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [C] begroot op € 3.852,68, waarvan € 155,68 aan explootkosten, € 1.909,00 aan griffierecht en € 1.788,00 voor salaris advocaat (2 punten à € 894,00, tarief ΙV).
in de zaak tegen [B] OG en Marleen OG
4.49.
[B] OG en Marleen OG zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [C] begroot op € 2.890,84, waarvan € 77,84 aan explootkosten, € 1.909,00 aan griffierecht en € 904,00 voor salaris advocaat (2 punten à € 452, tarief ΙΙ).

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak tegen Do.Di. en [B] Beheer
5.1.
veroordeelt Do.Di. aan [C] te betalen een bedrag van € 48.537,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de onder 2.10. genoemde facturen op naam van Do.Di. tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [B] Beheer aan [C] te betalen een bedrag van € 25.393,87, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de onder 2.10. genoemde facturen op naam van [B] Beheer tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Do.Di. en [B] Beheer hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 3.852,68;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in de zaak tegen [B] OG en Marleen OG
5.6.
veroordeelt [B] OG aan [C] te betalen een bedrag van € 5.078,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de onder 2.10. genoemde facturen op naam van [B] OG tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt Marleen OG aan [C] te betalen een bedrag van € 6.908,28, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de onder 2.10. genoemde facturen op naam van Marleen OG tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt [B] OG en Marleen OG hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 2.890,84;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 1693