Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Albanese vreemdeling en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdeling had op 2 september 2015 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen op basis van de Schengengrenscode en er was een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De vreemdeling stelde dat hij onredelijk lang had moeten wachten op het vervoer naar de plaats waar de maatregel ten uitvoer werd gelegd, namelijk het JCS. De rechtbank oordeelde dat de totale wachttijd van maximaal tien uren als redelijk kon worden aangemerkt, en verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de maximale tijdsduur in dit geval niet was overschreden, waardoor deze grond van beroep faalde.
Daarnaast voerde de vreemdeling aan dat de beslissing tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in het bestreden besluit had moeten motiveren waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan. De rechtbank volgde echter het standpunt van de staatssecretaris dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vrijheidsontnemende maatregel af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.