Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De geldigheid van de dagvaarding
4.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
- “ [verdachte] die aangehouden is voor de schietpartij waarbij [slachtoffer] om het leven kwam, is niet degene die [slachtoffer] beschoten heeft. Een Antilliaanse man die in Delft woont heeft op [slachtoffer] geschoten nadat de broer van die Antilliaanse man uit Delft, die ruzie had met [slachtoffer] om geld, gezegd had dat hij dat moest doen. Bij de schietpartij was ook een Antilliaanse man met rastahaar aanwezig”;
- “ [slachtoffer] is onlangs in Den Haag doodgeschoten, omdat hij een conflict kreeg met [naam 1] , wat uit de hand liep. [naam 1] was samen met zijn broer naar [slachtoffer] toe gegaan omdat [naam 1] op zoek was naar [verdachte] , de stiefzoon van [slachtoffer] [verdachte] had van [naam 1] gouden sieraden in bewaring gekregen. Toen [naam 1] deze sieraden van [verdachte] terug wilde hebben, kon hij [verdachte] niet meer bereiken”;
- “De daders van de dodelijke schietpartij waarbij de Antilliaanse man [slachtoffer] om het leven kwam, reden in een blauwe Renault Clio”;
- “ [slachtoffer] is in de periode kort voor zijn dood meerdere keren telefonisch bedreigd door mensen die op zoek waren naar [verdachte] ”.
- De informatie die is neergelegd in de vier hiervoor genoemde TCI-processen-verbaal is telkens afkomstig van één en dezelfde informant;
- Deze informant heeft die informatie gehoord van een ander of anderen, heeft deze niet zelf waargenomen en is daarom, zo begrijpt de rechtbank, geen ooggetuige geweest van het schietincident aan de [straatnaam] te Den Haag op 18 juni 2014;
- Nadien, op een later moment in 2014, heeft deze zelfde informant belastende informatie omtrent verdachte geleverd (waarbij het evenmin om informatie uit de eerste hand gaat), namelijk:
- In de woning aan de [adres 3] waren op het tijdstip van het schietincident (afgezien van de beweerde onbekende schutter en het [slachtoffer] ) aanwezig de verdachte (volgens diens verklaringen bij de politie, verdachtendossier p. 21 en 31), [naam 4] (de neef van de verdachte) en [naam 5] (de broer van de verdachte) (aldus ook verdachte, ibidem, p. 31).
- De informant was daarentegen niet in de woning aanwezig.
- De verdediging heeft alle in de woning aanwezige personen, met uitzondering van het slachtoffer en de beweerde onbekende schutter, kunnen ondervragen.
- Van het recht om [naam 1] , de beweerde schutter, te ondervragen heeft de verdediging geen gebruik gemaakt.
5.Bewijsoverwegingen
in redelijkheidtot haar oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen (Hoge Raad 11.10.2005, LJN AT4351). Gelet op het voorgaande dient de rechtbank in het onderhavige geval de beslissing van de rechter-commissaris terughoudend te toetsen.
één maal inhet lichaam geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De strafoplegging
- het voorgeleidingsadvies van GGZ Reclassering Palier d.d. 23 juni 2015;
- het trajectconsult NIFP d.d. 8 september 2014, opgesteld door M.C. Heus
- het reclasseringsadvies van Palier Forensische & Intensieve zorg d.d. 23 september 2014;
- het Pro Justitia (weiger) rapport psychologisch onderzoek d.d. 28 november 2014, opgesteld door drs. T. Smits (psycholoog);
- het Pro Justitia (weiger) rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 2 december 2014, opgesteld door drs. B.E.A. van der Hoorn (psychiater);
- het rapport NIFP locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 23 juni 2015 opgesteld door J. Heerschop (psycholoog) en J. Marx (psychiater).
9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
10.De toepasselijke wetsartikelen
11. De beslissing
impliciet subsidiairtenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
11 (ELF) jaren;
[benadeelde] ,een bedrag van
€ 3.184,00,vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 26 juni 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
[benadeelde] ;
41 dagen;