ECLI:NL:RBDHA:2015:13222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
C/09/487197 / HA ZA 15-492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in merkenrechtelijke en modelrechtelijke vorderingen tussen Crocs en Real

In deze zaak, die op 18 november 2015 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident tussen de eiseressen Crocs Inc. en Crocs Europe B.V. en de gedaagde Real SB Warenhaus GmbH. Crocs vordert dat de rechtbank zich bevoegd verklaart om kennis te nemen van hun vorderingen, die zijn gebaseerd op inbreuk op hun merk-, model- en auteursrechten. De rechtbank dient te beoordelen of zij internationaal bevoegd is, gezien het feit dat Real in Duitsland is gevestigd en de goederen die inbreuk maken daar verhandeld worden.

De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid om van de vorderingen kennis te nemen kan worden gebaseerd op de Gemeenschapsmerkenverordening (GMVo) en de Gemeenschapsmodellenverordening (GmodVo). Crocs stelt dat er sprake is van een dreigende inbreuk in Nederland, aangezien de douane op 10 februari 2015 15.000 inbreukmakende schoenen heeft aangetroffen die door Real in Nederland ingevoerd wilden worden. De rechtbank concludeert dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter is vastgesteld op basis van de GMVo, omdat de invoer van goederen een aan de merkhouder voorbehouden handeling is.

De rechtbank wijst de incidentele vordering van Real af en bevestigt haar bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen van Crocs. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak is beslist. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een provisionele maatregel op 16 december 2015. Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en openbaar uitgesproken op 18 november 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/487197 / HA ZA 15-492
Vonnis in incident van 18 november 2015
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CROCS INC.,
gevestigd te Colorado (USA),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CROCS EUROPE B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. P-H. Boekel te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
REAL SB WARENHAUS GMBH,
gevestigd te Alzey (Duitsland),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.C.K. van Oerle te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Crocs en Real genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2015 met productie 1-15;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring met een productie;
  • de incidentele conclusie van antwoord met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak

2.1.
Crocs vordert in de hoofdzaak, kort weergegeven,
I. te verklaren voor recht dat Real inbreuk heeft gemaakt op haar merk-, model- en/of auteursrechten, dan wel anderszins onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld;
II. Real te bevelen zich te onthouden van het maken van inbreuk op de merkrechten, modelrechten en auteursrechten van Crocs, dan wel onrechtmatig handelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. Real te bevelen opgave te verstrekken van aantallen en prijzen van de inbreukmakende goederen, namen van afnemers en leveranciers daarvan en van de voorraad inbreukmakende producten en promotiemateriaal;
IV. Real te bevelen om alle inbreukmakende c.q. onrechtmatige schoenen terug te halen
V. Real te veroordelen om aan Crocs te voldoen alle kosten die gepaard gaan met de opslag en vernietiging van de door de douane tegengehouden partij;
VI. aan het gevorderde onder II, III, IV en V een dwangsom te verbinden; VII. Real te veroordelen om aan Crocs een schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat, dan wel Real te veroordelen tot betaling aan Crocs van de door Real met de inbreukmakende schoenen genoten winst;
VIII. Real te bevelen om aan Crocs te betalen de buitengerechtelijke kosten, het volledige salaris van de advocaat, te begroten op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), alsmede de verschotten van de advocaat en de vertaler.
2.2.
Crocs legt aan haar vorderingen, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat zij schoenen produceert en verhandelt en dat zij ter zake rechthebbende is op een auteursrecht en Gemeenschapsmerkrecht, alsmede houdster is van een Gemeenschapsmodel, waarop door Real inbreuk wordt gemaakt, althans dat Real onrechtmatig jegens haar handelt door schoenen die door Crocs worden geproduceerd en op de markt gebracht slaafs na te bootsen. Volgens Crocs zijn op 10 februari 2015 15.000 schoenen door de Nederlandse douane aangetroffen die Real wilde invoeren, waarmee op voormelde rechten van Crocs inbreuk wordt gemaakt dan wel onrechtmatig jegens Crocs wordt gehandeld.

3.Het geschil in het bevoegdheidsincident

3.1.
De dagvaarding vermeldt dat de bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen tegen Real voor zover deze zijn gebaseerd op Gemeenschapsmerken gebaseerd kan worden op artikel 92 van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (verder: GMVo) [1] en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op Gemeenschapsmodellen kan de bevoegdheid volgens de dagvaarding worden gebaseerd op artikel 81a juncto artikel 90 lid 1 van de Verordening (EG) No 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (verder: GmodVo) en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen.
3.2.
Real vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen jegens haar kennis te nemen. Real stelt dat Crocs uitsluitend verwijst naar artikelen in de GMVo en GmodVo ter zake relatieve bevoegdheid. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op auteursrecht of slaafse nabootsing is ter zake de bevoegdheid in het geheel niets gesteld, aldus Real. Aangezien Real in Duitsland is gevestigd is naar haar mening op grond van de hoofdregel in de toepasselijke verdragsbepalingen slechts de Duitse rechter bevoegd om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Voor toepassing van de verdragsrechtelijke uitzonderingsbepaling dat ook bevoegd is de rechter van het land waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden is volgens Real in dit geval geen plaats, aangezien zij uitsluitend winkels in Duitsland heeft en de goederen waarmee zij volgens Crocs inbreuk maakt daarom uitsluitend in dat land verhandeld zullen worden.
3.3.
Crocs heeft deze incidentele vordering gemotiveerd bestreden. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De tegen Real ingestelde vorderingen zien onder meer op inbreuk op een Gemeenschapsmerk. Crocs vordert ter zake onder meer een inbreukverbod. De internationale bevoegdheid dient voor de merkenrechtelijke vordering daarom te worden vastgesteld op basis van de GMVo. Volgens artikel 97 lid 5 GMVo kunnen de procedures ter zake onder meer rechtsvorderingen betreffende inbreuk en dreigende inbreuk mede worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden.
4.2.
Crocs heeft gesteld dat Real inbreuk maakt op haar merkrechten door invoer van goederen die merkinbreuk maken. Uit de dagvaarding blijkt voorts dat de goederen waarvan Crocs stelt dat deze inbreukmakend zijn, door de douane in Nederland zijn aangetroffen. Invoer is op grond van artikel 9 GMVo een aan de merkhouder voorbehouden handeling. Er is derhalve sprake van een dreigende inbreuk in Nederland. Dit leidt ertoe dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is. Die bevoegdheid is op grond van artikel 97 lid 5 jo. 98 lid 2 GMVo beperkt tot de dreigende inbreuk in Nederland.
4.3.
Dat de goederen bestemd zijn voor winkels in Duitsland en Real geen winkels in Nederland heeft, zoals zij stelt, leidt niet tot een ander oordeel. Nog afgezien van de door Crocs aangevoerde omstandigheid dat Real onderdeel is van een concern waartoe ook rechtspersonen behoren die wel vestigingen in Nederland hebben, is het enkele invoeren (evenals uitvoeren) een aan een merkhouder voorbehouden handeling.
4.4.
Het voorgaande geldt evenzeer voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht. De rechtbank verwijst naar artikel 82 lid 5 GmodVo. Op grond van artikel 83 lid 2 GmodVo is ook deze bevoegdheid beperkt tot de inbreuk in Nederland.
4.5.
De rechtbank is op grond van artikel 7 lid 2 Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX II-Vo) eveneens bevoegd ter zake de auteursrechtelijke vorderingen. Gezien de vastgestelde dreiging van invoer en in het verkeer brengen in Nederland vormt Nederland het “handlungsort”, de plaats waar de schadeveroorzakende feiten zich dreigen voor te doen.
4.6.
Wat betreft de slaafse nabootsing is eveneens gesteld dat een onrechtmatige verhandeling in (onder meer) Nederland dreigt. De rechtbank is daarom ter zake deze vorderingen eveneens bevoegd op grond van artikel 7 lid 2 EEX II-Vo.
4.7.
Op grond van artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen is deze rechtbank relatief bevoegd van de merkenrechtelijke en modelrechtelijke vorderingen van Crocs kennis te nemen. Nu de relatieve bevoegdheid niet is betwist acht de rechtbank zich op de voet van artikel 110 Rv ook relatief bevoegd ten aanzien van de vorderingen voor zover gebaseerd op het auteursrecht en de onrechtmatige daad.
4.8.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank internationaal en relatief bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen.
4.9.
De beslissing over de proceskosten van dit incident zal worden aangehouden totdat in de hoofdzaak is beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
In het incident:
5.1.
wijst het incidenteel gevorderde af;
5.2.
houdt de proceskostenbeslissing aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
In de hoofdzaak:
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 16 december 2015 voor conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een provisionele maatregel;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015.

Voetnoten

1.Bedoeld zal zijn een artikel uit titel X van de GMVo, omdat artikel 92 niet ziet op bevoegdheid.