Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 november 2015
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Het procesverloop
De beoordeling
20 juli 2015, biedt verweerder, indien hij het voor de beoordeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, relevant acht, een medisch onderzoek aan naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade.
www.echr.coe.int, kan uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon onder uitzonderlijke omstandigheden en wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebreke aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land waarnaar wordt uitgezet, leiden tot schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Van uitzonderlijke omstandigheden kan blijkens de hiervoor genoemde uitspraken van het EHRM slechts sprake zijn als de vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium.
6 mei 2014 heeft de BMA-arts geconcludeerd dat eiser psychische klachten heeft die voortkomen uit een posttraumatische stressstoornis en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming. In het advies staat verder vermeld dat eiser in Oostenrijk een suïcidepoging heeft gedaan en dat hij suïcide overweegt indien hij wordt uitgezet. Volgens de arts bevindt eiser zich niet in een terminaal en direct levensbedreigend stadium van enige ziekte. Bij het uitblijven van behandeling zal geen medische noodsituatie op korte termijn ontstaan. Wel zijn medische voorzieningen rondom de reis noodzakelijk. Eiser dient tijdens de reis te worden begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en ook dient een fysieke overdracht aan de behandelaar in Armenië plaats te vinden.
6 mei 2014 zijn opgenomen.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2010 in zaak nr. 201001245/1), strekt, indien en voor zover verweerder adviezen van het BMA aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende vreemdeling geen contra-expertise overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of de staatssecretaris zich ingevolge artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat de adviezen van het BMA - naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent zijn.
Beslissing
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Barzilay, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2015.