In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor de bouw van 18 woningen. Eiser, die in de nabijheid van het bouwproject woont, stelde dat het bouwplan zijn uitzicht vanuit zijn woning en tuin zou belemmeren en dat de parkeerdruk in de omgeving zou toenemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning was verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de gemeente ontheffing had verleend van de bouwverordening voor het aantal benodigde parkeerplaatsen. Eiser voerde aan dat hij bij de aankoop van zijn woning was verzekerd van een vrij uitzicht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door de gemeente die deze verwachting konden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van het bouwplan voor eiser niet onevenredig waren en dat de gemeente in redelijkheid de vergunning had kunnen verlenen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.