ECLI:NL:RVS:2014:4274

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
201402777/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan locatie Bloemenlaan te Valkenburg

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Katwijk op 11 februari 2014 het wijzigingsplan "Wijzigingsplan locatie Bloemenlaan" vastgesteld, wat leidde tot beroep van de appellant, wonend te Valkenburg. De appellant is van mening dat het wijzigingsplan zijn vrije uitzicht zal belemmeren en dat het college onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 oktober 2014 ter zitting behandeld, waarbij het college werd vertegenwoordigd door M. van Beelen en A. Rustenhoven. De appellant heeft zijn bezwaren uiteengezet, maar de Afdeling concludeert dat het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "Valkenburg Dorp". De Afdeling stelt vast dat de afstand van de woning van de appellant tot de bouwvlakken in het plangebied minimaal 57 meter bedraagt en dat de maximale bouwhoogte van 10 meter niet onaanvaardbaar is. De Afdeling oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitzicht van de appellant niet onevenredig wordt beperkt.

Daarnaast heeft de appellant aangevoerd dat het wijzigingsplan leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk in de wijk. Het college heeft echter gesteld dat het wijzigingsplan voldoet aan het vastgestelde Parkeernormenbeleid en dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien. De Afdeling concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de parkeerbehoefte en de geplande parkeerplaatsen.

Tot slot heeft de appellant betoogd dat het wijzigingsplan zal leiden tot een waardedaling van zijn woning. Het college heeft aangegeven dat de appellant de mogelijkheid heeft om een planschadeverzoek in te dienen. De Afdeling oordeelt dat er geen grond is voor de verwachting dat de waardevermindering zodanig zal zijn dat het college hieraan meer gewicht had moeten toekennen. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201402777/1/R4.
Datum uitspraak: 26 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Valkenburg, gemeente Katwijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2014 heeft het college het wijzigingsplan "Wijzigingsplan locatie Bloemenlaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2014, waar het college, vertegenwoordigd door M. van Beelen en A. Rustenhoven, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde] gehoord.
Overwegingen
1. Het wijzigingsplan ziet op het mogelijk maken van de bouw van 18 woningen met bijbehorende erven en ontsluitingen op het perceel Bloemenlaan 18 te Valkenburg. Het wijzigingsplan is gebaseerd op de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 25, lid 25.2, van de planregels van het op 29 november 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Valkenburg Dorp" (hierna: het bestemmingsplan).
2. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
Uitzicht
3. [appellant] kan zich niet vinden in het wijzigingsplan en stelt dat zijn vrije uitzicht ten gevolge van het wijzigingsplan zal verdwijnen. Hij stelt dat het college van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan.
3.1. Het college stelt dat het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan. Het college erkent dat de in het wijzigingsplan opgenomen bouwmogelijkheden kunnen leiden tot een beperking van het uitzicht van [appellant]. Het college acht de beperking van het uitzicht gelet op de afstand van ongeveer 57 m van de woning van [appellant] tot het bouwvlak en gelet op de maximale bouwhoogte van 10 m echter niet onaanvaardbaar.
3.2. In het wijzigingsplan zijn aan het perceel Bloemenlaan 18 de bestemmingen "Wonen", "Verkeer" en "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.2.1, onder d, van de planregels van het wijzigingsplan, in samenhang bezien met de verbeelding daarvan, bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen de bestemming "Wonen" ten hoogste 6 onderscheidenlijk 10 m.
3.3. In het bestemmingsplan was aan het perceel Bloemenlaan 18 de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsbevoegdheid" toegekend.
Ter plaatse van de bestemming "Bedrijf" mocht het bouwvlak gedeeltelijk tot een maximale bouwhoogte van 7 m worden bebouwd, en gedeeltelijk tot een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
Ingevolge artikel 25, lid 25.2 van de planregels van het bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Groen", "Verkeer" en "Water", mits wordt voldaan aan de volgende regels:
b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen.
3.4. De afstand van de woning van [appellant] en de bouwvlakken in het plangebied bedraagt minimaal 57 m.
3.5. De Afdeling stelt vast dat het wijzigingsplan met de daarin vastgestelde maximale goot- en bouwhoogte van 6 onderscheidenlijk 10 m voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 25, lid 25.2, aanhef en onder b en c, van het bestemmingsplan. Niet in geschil is dat door de wijze waarop aan de wijzigingsbevoegdheid toepassing is gegeven, het uitzicht van [appellant] zou kunnen worden beperkt. Gelet op de afstand van de woning van [appellant] tot de bouwvlakken in het plangebied, alsmede in aanmerking genomen dat ter plaatse van het plangebied reeds bebouwing was toegestaan en geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd echter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant] door het wijzigingsplan niet onevenredig wordt beperkt.
Het betoog faalt.
Parkeren
4. [appellant] voert aan dat het wijzigingsplan leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk in de wijk.
4.1. Het college stelt dat het wijzigingsplan voldoet aan het vastgestelde Parkeernormenbeleid. Het wijzigingsplan leidt daarom niet tot een toename van de parkeerdruk, aldus het college.
4.2. Ingevolge artikel 25, lid 25.2 van de planregels van het bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Groen", "Verkeer" en "Water", mits wordt voldaan aan de volgende regels:
d. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage Parkeernormenbeleid.
4.3. De gronden met de bestemming "Verkeer" zijn, ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels van het wijzigingsplan, mede bestemd voor parkeervoorzieningen.
4.4. In hoofdstuk 3 van de toelichting van het wijzigingsplan staat dat de parkeerbehoefte op basis van de 18 voorziene woningen ingevolge het Parkeernormenbeleid 32 parkeerplaatsen betreft.
In de toelichting staat dat ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling op eigen terrein 10 parkeerplaatsen zijn voorzien en dat 24 parkeerplaatsen in openbaar gebied zijn voorzien. Voorts wordt uitgegaan van een overcapaciteit van 12 parkeerplaatsen in de wijk. Van de 24 parkeerplaatsen in openbaar gebied, is een deel voorzien buiten het plangebied van het wijzigingsplan.
4.5. Ter zitting heeft het college toegelicht waar de 24 parkeerplaatsen in openbaar gebied zijn voorzien en waar de 10 parkeerplaatsen op eigen terrein zijn voorzien.
De Afdeling stelt aan de hand van de toelichting ter zitting vast dat 7 parkeerplaatsen in het openbaar gebied zijn voorzien buiten het plangebied van het wijzigingsplan. Deze parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd op gronden die in het bestemmingsplan "Valkenburg - Dorp" zijn aangewezen voor de bestemming "Verkeer - verblijfsgebied". Deze bestemming maakt gebruik van deze gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen mogelijk.
4.6. Gelet op het parkeernormenbeleid, op grond waarvan de parkeerbehoefte voor het plan 32 parkeerplaatsen bedraagt, alsmede gelet op de toelichting ter zitting over de toekomstige ligging van de 34 geplande parkeerplaatsen, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat niet wordt voldaan aan het parkeernormenbeleid. Gelet op het voorgaande is aan de wijzigingsvoorwaarde uit het bestemmingsplan voldaan.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college er niet in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat het wijzigingsplan in zoverre niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk. Voor zover [appellant] aanvoert dat het college in de plantoelichting ten onrechte uitgaat van een overcapaciteit in de omgeving van 12 parkeerplaatsen, overweegt de Afdeling dat ook zonder de aanname dat sprake is van overcapaciteit van parkeerplaatsen, aan de parkeernorm van 32 parkeerplaatsen wordt voldaan.
Het betoog faalt.
Waardedaling woning
5. [appellant] voert aan dat het wijzigingsplan zal leiden tot een waardedaling van zijn woning.
5.1. Het college stelt zich wat betreft de waardedaling van de woning van [appellant] op het standpunt dat het [appellant] vrij staat om een planschadeverzoek in te dienen.
5.2. Wat de eventueel nadelige invloed van het wijzigingsplan op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan het heeft gedaan.
Het betoog faalt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, griffier.
w.g. Hagen w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014
431-731.