ECLI:NL:RBDHA:2015:12758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
SGR 15/5494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit omgevingsvergunning voor woonark

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit waarbij haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vervangen van haar woonark was geweigerd. De rechtbank overweegt dat eiseres, door het indienen van een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning, impliciet afstand heeft gedaan van haar eerdere aanvraag. De nieuwe aanvraag betreft de vervanging van dezelfde woonark op hetzelfde perceel, en is positief beoordeeld door verweerder. Hierdoor heeft eiseres volgens de rechtbank geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het eerdere besluit.

De rechtbank wijst erop dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt als gevolg van de besluitvorming van verweerder. De rechtbank concludeert dat er geen belang is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. B.W. Mulder, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/2494

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: E.P. Blaauw),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: A. Polak).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij A],
[derde-partij B],
[derde-partij C] en [derde-partij D], allen te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder – voor zover hier van belang – aan eiseres medegedeeld dat aan haar van rechtswege een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor het vervangen van haar woonark, gelegen in de Ringvaart op het adres [adres] te [woonplaats].
Eiseres, derde-partijen, [persoon A] en [persoon B] hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren van derde-partijen, [persoon A] en [persoon B] gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd te verlenen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij [derde-partij B] heeft zijn zienswijze gegeven.
Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de derde-partijen zijn verschenen [derde-partij A] en [derde-partij D].

Overwegingen

1. Eiseres heeft met haar woonark een ligplaats op het adres [adres] te [woonplaats]. Op 22 november 2012 heeft zij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van de woonark. Bij de aanvraag is een bouwtekening gevoegd waarop de nieuwe woonark een hoogte heeft van 3,448 meter. Bij brief van 3 januari 2013 heeft eiseres een aangepaste bouwtekening aan verweerder gezonden, waarop de nieuwe woonark een hoogte heeft van 3,80 meter.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder medegedeeld dat hij niet binnen een termijn van acht weken op de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor een woonark met een hoogte van 3,448 meter heeft beslist. Daarom is van rechtswege een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woonark met deze hoogte, aldus verweerder.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat zij haar bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend. Verweerder heeft de overige bezwaren gegrond verklaard, de van rechtswege verleende omgevingsvergunning herroepen en geweigerd omgevingsvergunning voor een woonark met een hoogte van 3,80 meter te verlenen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres met de aangepaste bouwtekening haar aanvraag heeft gewijzigd, zodat deze ziet op een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woonark met een hoogte van 3,80 meter. Aangezien een woonschip ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[bestemmingsplan]” echter maximaal 3,45 meter hoog mag zijn en verweerder geen medewerking zal verlenen aan legalisatie van een woonark van 3,80 meter, kan geen vergunning van rechtswege zijn ontstaan, aldus verweerder.
4. Hangende het beroep zijn eiseres en verweerder in overleg getreden. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres op 29 januari 2015 wederom een aanvraag ingediend voor het vervangen van haar woonark. Deze aanvraag ziet op een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woonark met een hoogte van 3,448 meter. Bij besluit van 1 juni 2015 heeft verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning verleend voor – kort gezegd – het bouwen van een woonark met een hoogte van 3,45 meter.
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 december 2014; ECLI:NL:RVS:2014:4646) is de bestuursrechter alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van een bestuursorgaan. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat, met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem van feitelijke betekenis moet zijn.
6. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd medegedeeld dat zij met haar beroep wil bereiken dat haar een omgevingsvergunning voor een woonark met een hoogte van 3,80 meter wordt verleend, althans dat verweerder een deugdelijk gemotiveerd besluit neemt op haar aanvraag. De aanvraag van 29 januari 2015 heeft zij op subsidiaire grondslag ingediend, aldus eiseres. Eiseres heeft voorts medegedeeld dat zij door de handelwijze van verweerder duurder uit is, doordat verweerder thans vereist dat zij tevens een damwand laat bouwen, wat aanvankelijk niet het geval was. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres tevens wil bereiken dat verweerder wordt veroordeeld tot vergoeding van schade, bestaande uit de kosten van het bouwen van een damwand.
7. De rechtbank overweegt dat eiseres met het indienen van haar nieuwe aanvraag op 29 januari 2015 impliciet afstand heeft gedaan van de op 22 november 2012 ingediende, en op 3 januari 2013 gewijzigde aanvraag. De nieuwe aanvraag ziet immers op vervanging van dezelfde woonark op hetzelfde perceel. Nu bij besluit van 1 juni 2015 positief is beslist op deze aanvraag, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij een oordeel over de besluitvorming van verweerder op de eerdere aanvraag. Eiseres’ stelling dat haar aanvraag van 29 januari 2015 subsidiair is aan haar eerdere aanvraag wordt verworpen. Daargelaten of het mogelijk is om een subsidiaire aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning in te dienen, blijkt uit de aanvraag van 29 januari 2015 niet dat die onder een dergelijke voorwaarde of voorbehoud is ingediend.
8. Belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan niettemin bestaan indien is gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Eiseres heeft gesteld schade te lijden doordat zij een damwand moet bouwen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de door eiseres beoogde woonark, ongeacht de hoogte, dicht bij de kade zal moeten liggen om binnen het bestemmingsvlak te passen. Om dat mogelijk te maken, is het bouwen van een damwand hoe dan ook noodzakelijk, aldus verweerder. Eiseres heeft dit niet weersproken. De rechtbank leidt daaruit af dat eiseres hoe dan ook een damwand zal moeten bouwen, wil zij haar woonark vervangen. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij schade lijdt als gevolg van de besluitvorming van verweerder.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
10. Het beroep is niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.W. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.