ECLI:NL:RVS:2014:4646

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
201309456/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging bestemmingsplan Dorpskern De Rijp

Op 24 december 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen [appellant], wonend te De Rijp, en het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp. De zaak betreft een verzoek van [appellant] tot wijziging van het bestemmingsplan 'Dorpskern De Rijp (1e herziening)' om een aantal appartementen mogelijk te maken op het perceel [locatie] te De Rijp. Het college had eerder, op 11 oktober 2012, dit verzoek afgewezen. Na bezwaar van [appellant] heeft het college op 22 augustus 2013 het eerdere besluit herroepen, maar [appellant] heeft hiertegen beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak op 4 november 2014 ter zitting behandeld. [appellant] was bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.T.H. van Oostrum, terwijl het college werd vertegenwoordigd door R.S. van Diepen. Tijdens de zitting heeft [appellant] aangevoerd dat het besluit van 22 augustus 2013 onvolledig was, omdat het college niet met een nieuw besluit kwam dat de door hem gewenste ontwikkeling mogelijk maakte.

De Afdeling overwoog dat het procesbelang van [appellant] niet meer aanwezig was, aangezien het bestemmingsplan 'Graft en De Rijp' op 30 mei 2013 was vastgesteld en op 31 oktober 2013 in werking was getreden. Dit nieuwe bestemmingsplan had de bestemming 'Bedrijf' aan het perceel van [appellant] toegekend, en het college had geen bevoegdheid om deze bestemming te wijzigen. Hierdoor was de bevoegdheid van het college om een besluit te nemen over de wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen. De Afdeling concludeerde dat [appellant] met zijn beroep geen nieuw besluit kon afdwingen en dat hij geen belang had bij een uitspraak op zijn beroep tegen het bestreden besluit.

De uitspraak resulteerde in de verklaring van niet-ontvankelijkheid van het beroep van [appellant]. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

Uitspraak

201309456/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp,
en
het college van burgemeester en wethouders van Graft-de Rijp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2012 heeft het college het verzoek van [appellant] tot wijziging van het bestemmingsplan "Dorpskern De Rijp (1e herziening)" teneinde een aantal appartementen mogelijk te maken in het pand op het perceel [locatie] te De Rijp, afgewezen.
Bij besluit van 22 augustus 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 11 oktober 2012 herroepen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.T.H. van Oostrum, advocaat te Alkmaar, en het college, vertegenwoordigd door R.S. van Diepen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] stelt dat het besluit van 22 augustus 2013 onvolledig is, nu ten onrechte is volstaan met het herroepen van het primaire besluit zonder daarvoor een nieuw besluit met betrekking tot de door hem gewenste ontwikkeling in de plaats te stellen.
2. Met betrekking tot het procesbelang van [appellant] overweegt de Afdeling, zoals eerder overwogen (uitspraak van 20 augustus 2014 in zaak nr. 201309423/1/R1), dat de bestuursrechter alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van een bestuursorgaan. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat, met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn.
Niet is in geschil dat de raad van de gemeente Graft-De Rijp op 30 mei 2013 het bestemmingsplan "Graft en De Rijp" heeft vastgesteld, dat plan op 31 oktober 2013 in werking is getreden en inmiddels in rechte is komen vast te staan. Voorts is niet in geschil dat het perceel van [appellant] aan de [locatie] binnen het plangebied van voornoemd plan is gelegen, dat daaraan wederom de bestemming "Bedrijf" is toegekend en in de planregels geen bevoegdheid voor het college is opgenomen deze bestemming te wijzigen in een bestemming die de door [appellant] gewenste ontwikkeling mogelijk maakt. Door het inwerkingtreden van dat plan is de bevoegdheid van het college om een besluit te nemen over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Dorpskern De Rijp (1e herziening)" derhalve komen te ontvallen. Voor de door [appellant] gewenste ontwikkeling is thans een herziening van het plan door de raad van de gemeente Graft-De Rijp nodig. Gelet hierop kan [appellant] met een geslaagd beroep niet bereiken dat het college een nieuw besluit omtrent het toepassen van bedoelde wijzigingsbevoegdheid neemt. Derhalve heeft deze procedure feitelijk geen betekenis meer voor [appellant] en heeft hij in deze zaak geen belang bij een uitspraak op zijn beroep tegen het bestreden besluit. Ook overigens is niet gebleken van een procesbelang. Dat [appellant] ter zitting heeft betoogd dat zijn verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan door het college ambtshalve had moeten worden opgevat als een verzoek waarop hij wel een besluit had mogen nemen, maakt dit niet anders.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.
w.g. Helder w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014
458-820.