In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2015, in de zaak tussen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en een asielzoeker, werd de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank behandelt de wijze van toetsing in asielzaken, waarbij het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en de vereisten van ex nunc onderzoek centraal staan. De rechtbank benadrukt dat de omvang van het geding wordt bepaald door het bestreden besluit en dat nieuw gebleken feiten en omstandigheden in de beoordeling moeten worden betrokken. De eiser, die stelt biseksueel te zijn en politieke vervolging te ondervinden, heeft zijn aanvraag onderbouwd met verklaringen over mishandeling en politieke activiteiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de onderzoekssystematiek met betrekking tot de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van de eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van de eiser worden vergoed. De uitspraak onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige en transparante beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin seksuele gerichtheid en politieke activiteiten een rol spelen.