ECLI:NL:RBDHA:2015:12561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
C/09/493297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Groot-Brittannië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de minderjarigen naar Groot-Brittannië. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. I.C. de Jong, zich hiertegen verzet. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarigen en de ouders zorgvuldig afgewogen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in beginsel het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dat dit recht niet automatisch betekent dat haar verzoek om te verhuizen moet worden toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing en dat de verhuizing niet goed is voorbereid. De minderjarigen hebben momenteel een goede situatie in Nederland, en er zijn geen concrete plannen gepresenteerd over hun toekomst in Groot-Brittannië.

De rechtbank heeft ook de gevolgen van de verhuizing voor de omgang tussen de minderjarigen en de vader in overweging genomen. De afstand en de mogelijke afname van contact zijn belangrijke factoren die tegen de verhuizing pleiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen en ook de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en om een bijzondere curator te benoemen afgewezen. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, aangezien de situatie van de kinderen op dit moment als goed wordt beoordeeld. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-5833
Zaaknummer: C/09/493297
Datum beschikking: 28 oktober 2015

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 23 juli 2015 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerder]

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.C. de Jong te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
  • een brief d.d. 8 oktober 2015, inhoudende een aanvullend zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de zijde van de vader.
De minderjarigen [minderjarige] en [minderjarige] hebben zich in raadkamer uitgelaten over de verzoeken.
Op 21 oktober 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Groot-Brittannië te verhuizen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
  • primair: een bijzondere curator over de minderjarigen te benoemen;
  • subsidiair: de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader te bepalen en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen, zoals in onderling overleg te bepalen;
  • meer subsidiair: voor recht te verklaren dat alle extra reiskosten, waaronder vliegtickets en benzinekosten, door de moeder aan de vader zullen worden voldaan;
  • de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te laten verrichten naar de situatie waarin de kinderen zich bevinden.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
• [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
• [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
  • De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.

Beoordeling

De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd.
De moeder verzoekt de rechtbank om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Groot-Brittannië te verhuizen. De vader verweert zich hiertegen.
De rechtbank dient een beslissing te nemen die haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:BC5901) volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechtbank zal bij haar beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
In het onderhavige geschil dienen de navolgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
  • het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de man en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de vader voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgangscontacten na de verhuizing.
Bij die belangenafweging neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Vooropgesteld dient te worden dat de moeder in beginsel het recht heeft haar leven (opnieuw) in te richten. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank niettemin van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor haar verhuizing dient te worden afgewezen.
De rechtbank acht geen noodzaak voor de moeder aanwezig om naar Groot-Brittannië te verhuizen, althans de moeder heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij genoodzaakt is te verhuizen. Voor die conclusie is het onvoldoende dat haar partner, met wie zij reeds negen jaar een relatie heeft en heeft samengewoond, door zijn werkgever vanwege economische redenen een jaar geleden is overgeplaatst naar Groot-Brittannië en zij en de minderjarigen graag bij hem willen wonen.
Voorts blijkt niet dat de (eventuele) verhuizing goed is voorbereid en doordacht. Niet wordt aangegeven waarnaartoe in Groot-Brittannië zal worden verhuisd en naar welke scholen de minderjarigen zouden kunnen gaan. Eerst ter zitting is door de moeder medegedeeld dat haar partner in Ipswich woont en is ter sprake gekomen dat de minderjarigen het eerste jaar eventueel onderwijs via de wereldschool zouden kunnen volgen.
Daarbij komt dat gebleken is dat het momenteel met [minderjarige] weer goed gaat op haar huidige school. Vorig schooljaar wilde zij nog van school veranderen. Ook [minderjarige] , die sinds dit schooljaar naar het voortgezet onderwijs gaat, heeft het naar haar zin op school. Beide meisjes zitten op paardrijden en hebben gezamenlijk een verzorgpony waar zij iedere dag naartoe gaan. Beide kinderen zijn weinig uitgesproken over een verhuizing naar Groot-Brittannië. Zij hebben er geen concreet beeld bij. Volgens de meisjes is de Engelse taal voor hun ook moeilijk.
De moeder heeft verder op geen enkele wijze reëel overleg met de vader gevoerd over haar voorgenomen verhuizing, terwijl aannemelijk is dat de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de vader na de verzochte verhuizing zal afnemen. De duur van een enkele reis vanuit de omgeving van [plaats] naar [woonplaats] berekent de rechtbank op minimaal drie uur. Hoewel zowel de moeder als de minderjarigen hebben aangegeven dat een dergelijke afstand geen probleem zal opleveren, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat de minderjarigen op een gegeven moment genoeg krijgen van het om de week heen en weer reizen naar Nederland en dan slechts in mindere mate naar Nederland willen voor omgang met de vader. Door de verhuizing zal er in ieder geval doordeweeks geen omgang meer tussen de vader en de minderjarigen mogelijk zijn. Ook zijn door de moeder geen alternatieven en maatregelen geboden om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen (en de vader) in tijd te verzachten en/of te compenseren. Voorts hebben partijen beiden ter zitting aangegeven dat er thans nauwelijks communicatie en overleg is, hetgeen het risico op nog verdere inperking van het contact tussen de kinderen en hun vader verhoogt.
Hoofdverblijfplaats
Nu het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing wordt afgewezen, heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen, indien en voor zover de moeder de verhuizing doorgang zal laten vinden. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Bijzondere curator
Nu het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing wordt afgewezen, heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW te benoemen. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank ziet, gelet op de stukken, het kindgesprek en het verhandelde ter zitting, geen reden voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de situatie waarin de minderjarigen zich bevinden. Het gaat goed met hen en zij hebben contact met beide ouders. Het verzoek van de vader daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de moeder af;
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, J.M. Vink en J. Visser, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2015.