Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
Procesverloop
Overwegingen
HvJ EU is verzocht om een prejudiciële beslissing.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een verzoek ingediend tot heroverweging en schadevergoeding wegens onrechtmatige bewaring, die volgens hem had plaatsgevonden van 25 mei 2011 tot 10 augustus 2011. De rechtbank oordeelde dat de mondelinge asielaanvraag van de eiser als een verzoek om asiel moest worden beschouwd, en dat de beslistermijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 59, vierde lid van de Vreemdelingenwet 2000, niet was nageleefd. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie, waaronder het arrest Willy Kempter, en concludeerde dat de derde voorwaarde voor herroeping van een bestuursorgaan niet was voldaan, omdat de datum van de feitelijke asielaanvraag niet ter discussie stond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af, onder verwijzing naar de exclusieve rechtsgang van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.