ECLI:NL:RBDHA:2015:12076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2015
Publicatiedatum
21 oktober 2015
Zaaknummer
09/857540-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningoverval met fatale afloop

Op 4 augustus 2014 vond er een woningoverval plaats in Rijnsburg, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], overleed. De verdachte, samen met medeverdachten, was betrokken bij de overval, waarbij geweld en bedreiging met geweld werden gebruikt. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte als medeplichtige kon worden aangemerkt en of de dood van [slachtoffer 1] aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de uitkijk had gestaan en daarmee de overval had vergemakkelijkt. De dood van [slachtoffer 1] werd veroorzaakt door een fatale hartritmestoornis, die mogelijk het gevolg was van de stress veroorzaakt door de overval. De rechtbank concludeerde dat er een causaal verband was tussen de overval en het overlijden van het slachtoffer, en dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal met geweld, die resulteerde in de dood van [slachtoffer 1]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op de slachtoffers en de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857540-14
Datum uitspraak: 22 oktober 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Almere” te Almere.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 3 februari 2015, 30 april 2015 en 22 juli 2015 (alle
pro forma) en 7 en 8 oktober 2015 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Coenen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na toewijzing van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 3 februari 2015 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2014 te Rijnsburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- drukken en/of gedrukt houden van een kussen(sloop) op het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- grijpen met een arm en/of hand (en) bij de nek en/of hals van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) voornoemde hals dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen:" Waar is de kluis, zeg het, anders schieten we je vrouw dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
-(vast) tapen van de hand(en) en/of enkel(s) en/of mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) op of omstreeks 4 augustus 2014 te Rijnsburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte en/of een of meer mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- drukken en/of gedrukt houden van een kussen(sloop) op het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- grijpen met een arm en/of hand (en) bij de nek en/of hals van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) voornoemde hals dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen:" Waar is de kluis, zeg het, anders schieten we je vrouw dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
-(vast) tapen van de hand(en) en/of enkel(s) en/of mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 4 augustus 2014 te Almere en/of Amsterdam en/of Rijnsburg, althans in Nederland, opzettelijk middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en) te vergezellen naar de plaats des misdrijfs en/of
- een vuurwapen te verschaffen en/of
- een auto te verschaffen voor het vervoer naar de plaats des misdrijfs en/of
- door op de uitkijk te staan;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 augustus 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een gelbedrag en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of
- ( vervolgens) via het raam voornoemde woning is/zijn binnengeklommen en/of
- ( vervolgens) een kussen(sloop) op het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt heeft/hebben gehouden en/of
- met een arm en/of hand(en) die [slachtoffer 1] bij de hals en/of nek heeft/hebben gegrepen en/of (vervolgens) voornoemde hals en/of nek heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft/hebben gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Waar is de kluis, zeg het, anders schieten we je vrouw dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- de hand(en) en/of enkel(s) en/of mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben (vast) getaped,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, de diefstal, niet is voltooid
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) op of omstreeks 04 augustus 2014 te Rijnsburg ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/haar mededader(s) en/of verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgegaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- naar de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of
- ( vervolgens) via het raam voornoemde woning is/zijn binnengeklommen en/of
- ( vervolgens) een kussen(sloop) op het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt heeft/hebben gehouden en/of
- met een arm en/of hand(en) die [slachtoffer 1] bij de hals en/of nek heeft/hebben gegrepen en/of (vervolgens) voornoemde hals en/of nek heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft/hebben gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Waar is de kluis, zeg het, anders schieten we je vrouw dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- de hand(en) en/of enkel(s) en/of mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben (vast) getaped,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, de diefstal, niet is voltooid
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 04 augustus 2014 te Almere en/of Amsterdam en/of Rijnsburg en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en) te vergezellen naar de plaats des misdrijfs en/of
- een vuurwapen te verschaffen en/of
- een auto te verschaffen voor vervoer naar de plaats des misdrijfs en/of
- door op de uitkijk te staan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 4 augustus 2014 heeft er midden in de nacht een overval op een woning in Rijnsburg plaatsgevonden. Tijdens of kort na die overval is de bewoner van de woning, [slachtoffer 1] , overleden. De vragen die de rechtbank dient te beantwoorden zijn of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van dan wel medeplichtige aan de overval en of de dood van [slachtoffer 1] als gevolg van die overval aan de verdachte kan worden toegerekend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit (diefstal met geweld in vereniging, de dood ten gevolge hebbend) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige materiële en/of intellectuele gedraging heeft verricht die heeft bijgedragen aan de planvorming, voorbereiding of uitvoering van de overval en ook niet dat hij een of meerdere gedragingen heeft verricht die de overval heeft/hebben bevorderd en/of vergemakkelijkt. Volgens de verdediging ontbreken betrouwbare bewijsmiddelen waaruit een feitelijk scenario ten aanzien van de verdachte volgt. Ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheid ‘terwijl het feit de dood ten gevolge heeft’ heeft de verdediging betoogd dat het causaal verband ontbreekt. Er kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] in de concrete omstandigheden van de overval juist daardoor is overleden en niet door onafhankelijke andere factoren. Er zijn te weinig basisgegevens en teveel variabelen, aldus de verdediging.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
De overval
Op 4 augustus 2014 omstreeks 02.25 uur kregen de dienstdoende agenten de opdracht om naar het Goudenregenplantsoen 15 te Rijnsburg te gaan in verband met een melding van een woningoverval. [2] [slachtoffer 2] had 112 gebeld en aan de meldkamer verteld dat zij en [slachtoffer 1] waren overvallen door ‘drie, vier man’, zijnde ‘negers’ die volgens haar Papiaments spraken. [3] In de woning troffen agenten een mannelijk slachtoffer (naar later blijkt [slachtoffer 1] ) op de grond aan met om zijn linker pols een stuk tape met daaraan een groot stuk tape dat los om de linkerhand heen hing. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2014 samen met [slachtoffer 1] in zijn woning in Rijnsburg was gaan slapen. Op enig moment werd zij wakker, doordat zij [slachtoffer 1] hoorde schreeuwen. Zij zag op dat moment drie personen in de slaapkamer staan. Eén persoon stond voor haar voeteneind, één stond aan het voeteneind van [slachtoffer 1] en een derde persoon stond vlakbij het raam dat open stond. Zij zag dat [slachtoffer 1] een honkbalknuppel pakte en daarmee begon te slaan. [slachtoffer 1] zat op dat moment half overeind. Zij zag dat twee personen op hem sprongen en dat één van de mannen hem om zijn nek greep. Zij werd op dat moment door de persoon die bij haar aan het voeteneind had gestaan op haar buik gegooid met haar hoofd in het matras, waarna een kussen op haar hoofd werd gedrukt, waardoor zij niets meer kon zien. Zij hoorde de mannen zeggen “blijf rustig, blijf rustig” en “waar is de kluis, waar is de kluis?” Zij hoorde vervolgens iets van “kom maar” of “je kan nu komen” en had het idee dat er van binnen naar buiten werd geroepen. Zij hoorde de mannen onderling zowel Papiaments als Nederlands praten. Zij hoorde dat ze tegen [slachtoffer 1] zeiden “waar is de kluis, zeg het, zeg het, anders schieten we je vrouw dood”. Het kussen werd nog steeds op haar hoofd gehouden, waarbij de persoon die dat deed een keer is gewisseld. Zij merkte op een gegeven moment dat [slachtoffer 1] op de grond werd gelegd en hoorde vervolgens dat de mannen de trap op en af liepen, dat ze de kasten in de slaapkamer doorzochten en dat ze de zolder op en af liepen. Op een gegeven moment kwam er een tweede persoon de slaapkamer binnen en moest zij haar benen over elkaar doen en haar polsen achter haar rug kruisen. Zij hoorde vervolgens dat er tape van een rol werd gescheurd en zij voelde dat haar enkels aan elkaar vastgetapet werden. Vervolgens voelde zij dat haar polsen achter haar rug gekruist vastgetapet werden. Al die tijd drukte één van de mannen het kussen op haar hoofd. Door middel van een los stuk tape hebben ze geprobeerd haar mond dicht te plakken, maar omdat het slechte tape was, bleef deze niet plakken. Vervolgens werd er een kussensloop of iets dergelijks op haar hoofd geduwd. Zij zag later dat de handen van [slachtoffer 1] getapet waren. [5] Zij denkt dat de mannen ongeveer een half uur tot drie kwartier binnen zijn geweest. [6] Tot slot heeft [slachtoffer 2] verklaard dat er een geldbedrag van zo’n € 2.000,00 uit een rijbewijsmapje van [slachtoffer 1] is weggenomen, welk bedrag hij enkele dagen daarvoor van zijn dochter had gekregen. [7] Deze dochter heeft bevestigd dat zij € 2.000,00 aan haar vader had gegeven. [8] Volgens een andere dochter van [slachtoffer 1] miste er een aantal horloges van haar vader. [9]
3.4.2
Betrokkenheid verdachte
Aanwezigheid in Rijnsburg
De drie medeverdachten, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , hebben allen verklaard dat de verdachte met hen in Rijnsburg is geweest en dat de verdachte met zijn broer [medeverdachte 3] in de auto is meegereden. [10] Deze verklaringen worden ondersteund door de telecomgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte vermoedelijk van deze nummers gebruik heeft gemaakt en dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] kort na de overval gelijktijdig met de nummers van de medeverdachten wordt getraceerd op de route vanaf Rijnsburg naar Amsterdam Zuidoost. [11]
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte (in elk geval) samen met de drie medeverdachten ter plaatse in Rijnsburg is geweest.
Inhoud van het dossier
Voor de beoordeling of de verdachte een rol bij de overval heeft gehad, en zo ja welke, acht de rechtbank, naast de verklaring van [slachtoffer 2] , het volgende van belang.
In de woning van [slachtoffer 1] is sporenonderzoek verricht. Er zijn geen sporen aangetroffen die aan de verdachte kunnen worden gelinkt.
[medeverdachte 1] heeft op 18 november 2014 het volgende verklaard. Van tevoren is tussen hem, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] gesproken over een mannetje dat zwart geld in zijn kluis had liggen. Het zou gaan om een flink bedrag. [12] [medeverdachte 1] is op zondag 3 augustus 2014 samen met [medeverdachte 2] en de verdachte vertrokken vanuit Almere naar Amsterdam waar ze [medeverdachte 3] en twee ‘Afrikanen’ hebben opgehaald. Vanuit Amsterdam zijn ze in twee auto’s weggegaan: [medeverdachte 1] in zijn auto samen met [medeverdachte 2] en de twee ‘Afrikanen’, [medeverdachte 3] in zijn auto samen met de verdachte. [13] Bij aankomst in Rijnsburg zijn ze alle zes naar de woning gelopen. Het raam van de woning stond open. [14] De ‘Afrikanen’ zijn de woning ingeklommen, gevolgd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [15] [medeverdachte 1] en de ‘Afrikanen’ hadden handschoenen aan. [16] De verdachte en [medeverdachte 3] stonden achter in de tuin op de uitkijk. [17] In de woning heeft [medeverdachte 1] de man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) zien liggen; hij dacht dat de man dood was. Daarop raakte [medeverdachte 1] in paniek en is naar buiten gegaan. Hij is naar achteren, naar de verdachte en [medeverdachte 3] gerend en heeft gezegd dat het niet goed ging. De verdachte en [medeverdachte 3] raakten ook in paniek. Ze zijn, net als [medeverdachte 1] , in de auto gaan zitten en toen de anderen ook terug waren, zijn zij weggereden, waarbij op een zeker moment [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] heeft ingehaald. [18] [medeverdachte 1] heeft gezien dat er horloges uit de woning zijn meegenomen. [19] Op de terugweg naar Almere, toen [medeverdachte 2] en de verdachte bij [medeverdachte 1] in de auto zaten, is besproken om de telefoon uit te doen en weg te gooien. [20] De verdachte bleef ook nadat [medeverdachte 1] naar Curaçao was vertrokken tegen hem zeggen dat hij zijn telefoon moest weggooien. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 1] zijn telefoon verbrand. [21]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij na de ‘Afrikanen’ en Jean- [medeverdachte 1] de woning is binnengegaan. [22] Het klopt volgens [medeverdachte 2] niet dat de verdachte en [medeverdachte 3] op de uitkijk stonden.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij een wapen aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Hij is meegegaan omdat hij Ascension niet vertrouwde en niet wilde dat [medeverdachte 1] zomaar met dat wapen weg zou gaan. De verdachte is met [medeverdachte 3] naar Rijnsburg gereden. Ze hebben daar geparkeerd en zijn in de auto blijven zitten, totdat [medeverdachte 1] in zijn auto voorbij kwam rijden. Bij [medeverdachte 1] in de auto zaten [medeverdachte 2] en twee Afrikaanse jongens.
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , vermoedelijk in gebruik bij de verdachte, in de loop van 4 augustus 2014 geen gebruik meer maakten van het mobiele netwerk van KPN [23] , evenals de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 3] [24] en [medeverdachte 2] [25] .
Op 30 september 2014 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . In dat gesprek zegt de verdachte: “en je weet de dingen die je hebt meegenomen daar naar beneden, die praatdingen (mobiel). Je moet doen ermee wat ik tegen je gezegd heb.” [26]
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting niets willen verklaren, behalve dat hij onschuldig is.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
In de woning zijn geen sporen van de verdachte aangetroffen. Ook zijn er geen verklaringen van getuigen of medeverdachten dat de verdachte binnen is geweest. De passage in de verklaring van [medeverdachte 1] waarin deze lijkt te bevestigen dat ook de verdachte naar binnen is geklommen, acht de rechtbank niet eenduidig en in het licht van de rest van zijn verklaring ook niet overtuigend. Derhalve ontbreekt rechtstreeks bewijs voor de aanwezigheid van de verdachte in de woning.
Aanwijzingen dat de verdachte in de woning is geweest, zouden kunnen worden afgeleid uit de verklaring van [slachtoffer 2] over Papiamentssprekende personen en uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over de betrokkenheid van ‘Afrikanen’. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat er aanvankelijk drie mannen binnen waren en dat er vervolgens vermoedelijk een vierde persoon bij is geroepen. De rechtbank gaat er, op basis van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , vanuit dat [medeverdachte 2] als vierde persoon naar binnen is gegaan. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij de mannen onderling zowel Papiaments als Nederlands hoorde praten. Over de ‘Afrikanen’ hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaard dat zij Nederlands spraken. Een en ander leidt tot de gevolgtrekking dat op het moment dat [medeverdachte 2] nog niet binnen was, en [medeverdachte 1] en de ‘Afrikanen’ dus wel, er geen Papiaments maar Nederlands moet zijn gesproken. Voor zover zou kunnen worden vastgesteld dat op dat moment Papiaments is gesproken, zou dat een sterke aanwijzing vormen dat de verklaringen over de betrokkenheid van ‘Afrikanen’ niet kloppen. Echter uit de diverse verklaringen van [slachtoffer 2] kan niet worden afgeleid op welk moment Papiaments is gesproken. De mogelijkheid blijft daarom open dat er alleen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en niet dan nadat [medeverdachte 2] was binnengekomen, Papiaments is gesproken. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] kan daarom, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden afgeleid dat er vanaf het begin meer dan twee Papiamentssprekende verdachten in de woning zijn geweest.
In het verlengde hiervan ligt de vraag of de verklaringen over de betrokkenheid van ‘Afrikanen’ - al dan niet om de verdachte en [medeverdachte 3] uit de wind te houden - kennelijk verzonnen zijn, op welk standpunt de officier van justitie zich lijkt te stellen. De rechtbank acht het opvallend dat er geen objectieve en concrete aanwijzingen (in het bijzonder telecomsporen) zijn voor de aanwezigheid ter plaatse van deze ‘Afrikanen’ en dat de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gegeven signalementen op belangrijke onderdelen verschillen. Dit maakt echter nog niet dat kan worden uitgesloten of uiterst onaannemelijk is dat er twee andere, verder onbekend gebleven daders in de woning zijn geweest. In dat verband is relevant dat [slachtoffer 2] de daders onderling in het Papiaments én in het Nederlands heeft horen spreken, terwijl de verdachte en de medeverdachten allen van Antilliaanse afkomst zijn. Daarnaast kent de rechtbank bijzondere betekenis toe aan de verklaring van [medeverdachte 1] , zoals hierna nader te overwegen.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte in de woning is geweest. Nu het dossier ook overigens geen bewijs bevat voor een bijdrage van de verdachte die in het kader van medeplegen van voldoende gewicht is, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde, te weten de diefstal met geweld in vereniging.
Medeplichtigheid
Het kernverwijt bij medeplichtigheid is het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf. De rechtbank stelt vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en twee andere personen naar Rijnsburg is gegaan. Dat feit op zichzelf levert geen medeplichtigheid op. De vraag die moet worden beantwoord, is of de verdachte ook ter plaatse een ondersteunende bijdrage heeft geleverd. Op dit punt ziet de rechtbank zich geconfronteerd met tegenstrijdige verklaringen. De verklaring van [medeverdachte 1] komt erop neer dat de verdachte samen met [medeverdachte 3] op de uitkijk heeft gestaan, terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 3] niet in de buurt van de woning zijn geweest.
De verdediging heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Naar het oordeel van de rechtbank faalt dit betoog en kan aan de verklaring van [medeverdachte 1] meer geloof worden gehecht dan aan de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[medeverdachte 1] heeft zijn (bekennende en voor de verdachte belastende) verklaring afgelegd op 18 november 2014. Op dat moment zat hij nog in beperkingen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben hun verklaring pas op een (veel) later moment afgelegd: [medeverdachte 3] toen de verklaring van [medeverdachte 1] bekend was en [medeverdachte 2] toen het dossier min of meer gereed was. Voorts stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] niet alleen zijn medeverdachten heeft belast, maar ook zichzelf. Sterker nog, hij heeft zichzelf een grotere rol gegeven dan de verdachte, immers heeft hij zichzelf in de woning geplaatst en de verdachte daarbuiten. Van een situatie waarin [medeverdachte 1] de schuld op anderen afschuift, is daarom geen sprake. De verklaring van [medeverdachte 1] vindt ook steun in het dossier, bijvoorbeeld op het punt dat [medeverdachte 2] in de woning was, wat nadien is bevestigd door aangetroffen DNA van [medeverdachte 2] op het slachtoffer en door de verklaring van [medeverdachte 2] zelf.
Voor de verklaring van [medeverdachte 3] over het uitlenen van een wapen bevindt zich daarentegen, behalve een niet eenduidige verklaring van [medeverdachte 2] ter terechtzitting, geen steunbewijs in het dossier. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 3] waarom hij naar Rijnsburg is meegegaan ook niet geloofwaardig, gezien het leeftijdsverschil tussen hem en [medeverdachte 1] en de onderlinge verhoudingen ( [medeverdachte 3] is de broer van de verdachte, die de stiefvader van [medeverdachte 1] is). Bovendien is niet gebleken dat [medeverdachte 3] enige moeite heeft gedaan om het wapen daadwerkelijk onmiddellijk terug te krijgen. Integendeel, hij is vóór [medeverdachte 1] uit naar Amsterdam teruggereden.
In het licht van het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] over de rol van de verdachte - op de uitkijk staan - betrouwbaar en zal zij deze voor het bewijs gebruiken.
Medeplichtigheid vereist voorts dat sprake is van opzet bij de verdachte, welk opzet gericht moet zijn op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan de hulp wordt verleend.
Dat het opzet was gericht op de eigen hulpverlening, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de handelingen - vergezellen en op de uitkijk staan - zelf.
Ten aanzien van het opzet op de diefstal met geweld overweegt de rechtbank allereerst dat uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat er sprake was van een gezamenlijk en vooropgezet plan om (geld uit) een kluis weg te nemen. Daaruit volgt het opzet op de diefstal. Voorts heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank rekening moeten houden met het feit dat de bewoners zouden worden blootgesteld aan (bedreiging met) geweld, nu het ging om een kluis waarvoor, teneinde over de inhoud te kunnen beschikken, ook de code moest worden verkregen. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank een gewelddadige confrontatie ook alleszins voorzienbaar bij het midden in de nacht door een openstaand slaapkamerraam betreden van een woning, zeker wanneer dat gebeurt teneinde daar goederen weg te nemen. Onder deze omstandigheden heeft de verdachte, door mee te gaan naar Rijnsburg en op de uitkijk te gaan en blijven staan, niet alleen de diefstal maar ook de geweldshandelingen opzettelijk gemakkelijk gemaakt en bevorderd. Bij het bepalen van de straf zullen daarom - ingevolge artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht - ook de geweldshandelingen in aanmerking komen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ‘verschaffen van een vuurwapen’ en het ‘verschaffen van een auto’, nu het dossier daarvoor enerzijds geen bewijs bevat en anderzijds geen medeplegen van medeplichtigheid ten laste is gelegd, zodat uitsluitend de door verdachte zelf verrichte uitvoeringshandelingen voor bewezenverklaring in aanmerking komen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, en hetgeen daarover in dit vonnis nader is overwogen van oordeel dat de aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.3
De dood ten gevolge hebbend?
[slachtoffer 1] is overleden aan (de gevolgen van) een groot en recent hartinfarct. [27] Het overlijden heeft volgens forensisch arts D. Botter op zijn laatst om circa 02.23 uur plaatsgevonden. Bij sectie was het hartinfarct zichtbaar met de LDH-enzymkleuring hetgeen volgens Botter betekent dat het infarct minimaal circa twee tot vier uur vóór overlijden heeft plaatsgevonden. [28]
Op grond van deze bevindingen, het tijdstip van de melding door [slachtoffer 2] en haar verklaring over de duur van de overval stelt de rechtbank vast dat het hartinfarct van [slachtoffer 1] op zijn laatst om 00.23 uur en dus vóór de overval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er een causaal verband is tussen de overval en de dood van [slachtoffer 1] . Anders gezegd: of de dood van [slachtoffer 1] redelijkerwijs als gevolg van de overval aan de verdachte en zijn mededaders kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de overval in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het overlijden van [slachtoffer 1] . In een dergelijk geval is voor het redelijkerwijs toerekenen van de dood van [slachtoffer 1] aan (een gedraging van) de verdachte en zijn mededaders ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat de overval een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer 1] hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat de dood van [slachtoffer 1] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die overval is veroorzaakt. Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de overval naar haar aard geschikt is om die dood teweeg te brengen en bovendien naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van de dood van [slachtoffer 1] (vgl. Hoge Raad 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4491).
Ter terechtzitting is Botter als deskundige gehoord. Botter heeft verklaard dat [slachtoffer 1] is overleden aan een groot hartinfarct en dat de dood uiteindelijk via een fatale hartritmestoornis is ingetreden. Bij de sectie zijn er, aldus het daarvan opgemaakte rapport, geen andere afwijkingen gebleken die de dood zouden kunnen verklaren. Botter heeft daarnaast verklaard dat stress een significante invloed kan hebben op het ontstaan van een fatale hartritmestoornis. [29]
Dat er sprake is geweest van een acute hevige stresssituatie voor [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af uit de hiervoor weergegeven verklaring van [slachtoffer 2] . Uit die verklaring komt immers naar voren dat [slachtoffer 1] nog leefde op het moment dat de overvallers midden in de nacht in zijn slaapkamer stonden, dat hij vervolgens is besprongen door twee overvallers en dat hij zich heeft geprobeerd te verdedigen met een honkbalknuppel. Op basis hiervan, in combinatie met de hiervoor vermelde verklaring van Botter, stelt de rechtbank vast dat de overval een onmisbare schakel kan hebben gevormd in het ontstaan van een fatale hartritmestoornis en daarmee de dood van [slachtoffer 1] .
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of ook aannemelijk is dat de dood van [slachtoffer 1] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die overval is veroorzaakt. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend op basis van de door Botter ter terechtzitting afgelegde verklaring. Botter heeft immers verklaard dat enerzijds een hevige stresssituatie significant van invloed is op het ontstaan van een fatale hartritmestoornis, en dat anderzijds de overlevingskans flink wordt gereduceerd bij het uitblijven van tijdig medisch ingrijpen. [30] Bij dat laatste betrekt de rechtbank mede de omstandigheid dat [slachtoffer 2] heeft verklaard vastgetapet te zijn achtergelaten, dat zij zich, nadat de overvallers waren vertrokken, heeft kunnen bevrijden met een mes dat op de overloop lag en dat zij daarna 112 heeft gebeld, waarna (toen pas) de nodige medische hulpverlening op gang is gekomen. [31] Een en ander betekent dat de verdachte en zijn mededaders, nadat ze door de overval een acute hevige stresssituatie hadden veroorzaakt, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan hun lot hebben overgelaten en daarmee de kans op tijdig medisch ingrijpen aanzienlijk hebben verkleind.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de (niet uit te sluiten) mogelijkheid dat [slachtoffer 1] ook zonder de handelingen van de verdachte en zijn mededaders zou zijn overleden niet aan toerekening aan de verdachte en zijn mededaders in de weg staat.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de strafverzwarende omstandigheid ‘terwijl het feit de dood ten gevolge heeft’ wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
(subsidiair)
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere personen op 4 augustus 2014 te Rijnsburg tezamen en in vereniging met
elkaarmet het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninghebben weggenomen een geldbedrag en andere goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan
henzelfhetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- drukken en gedrukt houden van een kussen(sloop) op het hoofd van die [slachtoffer 2] en
- grijpen met een arm en/of hand(en) bij de nek van die [slachtoffer 1] en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Waar is de kluis, zeg het, anders schieten we je vrouw dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en
- vasttapen van de handen en enkels en mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van
3augustus 2014 tot en met 4 augustus 2014 te Almere en Amsterdam en Rijnsburg opzettelijk middelen heeft verschaft en behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en andere personen te vergezellen naar de plaats des misdrijfs en
- op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft daarbij aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten en in strafverzwarende zin rekening gehouden met de dreiging met vuurwapengeweld, het knevelen van de slachtoffers, het in hulpeloze toestand achterlaten van de slachtoffers en de leidende rol van de verdachte. Aldus zou volgens de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren moeten worden opgelegd, een straf die in haar visie met twee jaren dient te worden verhoogd nu het overlijden van [slachtoffer 1] als gevolg van de overval aan de verdachte kan worden toegerekend.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte, in geval van bewezenverklaring, een aanzienlijk lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woningoverval. Samen met anderen is hij, vanuit Almere en via Amsterdam, midden in de nacht naar Rijnsburg gegaan. Terwijl hij samen met zijn broer op de uitkijk bleef staan, zijn de anderen (hierna: de overvallers) via een openstaand slaapkamerraam de woning binnengedrongen. De slachtoffers, een man en een vrouw, lagen op dat moment nietsvermoedend te slapen en werden door drie mannen overmeesterd. De man werd besprongen door twee overvallers en aan de vrouw werd al vrij snel elk zicht ontnomen doordat haar door een derde overvaller een kussen op het hoofd werd gedrukt. Het laatste wat zij heeft gezien was dat de man bij zijn nek werd gegrepen. Zij hoorde de overvallers nog tegen hem zeggen: “Waar is de kluis? Zeg het, anders schieten we je vrouw dood”. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw in doodsangst heeft verkeerd, zowel voor zichzelf als voor haar vriend. Daar komt nog bij dat de slachtoffers zich op het moment van de overval in een kwetsbare positie bevonden, omdat zij ongekleed waren. De overvallers hebben vervolgens niet alleen de woning doorzocht, maar ook nog de enkels en polsen van de vrouw en de handen van de man met tape vastgebonden en geprobeerd de mond van de vrouw met tape af te plakken. In die situatie hebben de overvallers de slachtoffers achtergelaten en zijn zij er met een geldbedrag en horloges vandoor gegaan. De verdachte is vervolgens met de overvallers weer richting Amsterdam vertrokken.
Dat de overval voor de vrouw traumatische ervaringen heeft teweeggebracht volgt uit haar toelichting op haar vordering tot schadevergoeding en uit de door haar ter terechtzitting afgelegde verklaring. Zij heeft psychisch letsel opgelopen, waarvoor zij nog steeds in behandeling is, en kan haar gewone werkzaamheden niet meer uitvoeren. Voor haar en ook voor de nabestaanden van de man heeft de overval een geweldige impact op hun leven gehad en het is voor hen nog steeds onwerkelijk en onvoorstelbaar dat hij er niet meer is. Eén van zijn dochters heeft dit treffend in haar verklaring ter terechtzitting verwoord: “Er was een leven voor 4 augustus 2014 en er is een leven na 4 augustus 2014.”
De rechtbank neemt het de verdachte uitermate kwalijk dat hij behulpzaam bij een overval is geweest en is voorbijgegaan aan de traumatische ervaringen voor de vrouw alsmede de enorme impact die de overval en de daarmee gepaard gaande dood van de man op haar en de nabestaanden van [slachtoffer 1] hebben gehad en nog steeds hebben.
Documentatie
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 november 2014 blijkt dat de verdachte diverse malen voor strafbare feiten is veroordeeld, ook tot gevangenisstraffen, zij het niet voor feiten als de onderhavige.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 26 maart 2015.
Straf
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt. Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Als oriëntatiepunt voor de op te leggen straf in geval van een woningoverval met licht geweld, te weten een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren gehanteerd en in geval van een woningoverval met ander geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren. Nu het verschil zit in de mate van geweld, dient allereerst dit aspect te worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat er enig fysiek geweld is gebruikt. Het mannelijke slachtoffer is door twee daders overmeesterd, bij de nek gepakt en zijn handen zijn getapet. Het vrouwelijke slachtoffer is op het bed vastgehouden en haar is langere tijd een kussen op het hoofd gedrukt. Zij is aan polsen en enkels getapet en de daders hebben geprobeerd haar mond dicht te plakken met tape. Naast het uitgeoefende fysieke geweld was er ook sprake van dreiging met geweld. In dat verband is relevant dat de daders in de nachtelijke uren door een open slaapkamerraam de woning zijn binnengedrongen en hebben gedreigd met het doodschieten van de vrouw op het moment dat de vrouw door het kussen op haar hoofd niets meer kon zien. Dit werkt zeer intimiderend en vergroot de impact van het gebeuren in aanzienlijke mate.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat de mate van geweld, met name gelet op de dreiging daarmee en de omstandigheden waaronder dat heeft plaatsgevonden, kan worden gekwalificeerd als ‘ander geweld’. Dat betekent dat het uitgangspunt voor de op te leggen straf wordt gesteld op een gevangenisstraf van vijf jaren.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van strafvermeerderende of strafverminderende factoren.
Ten aanzien van de strafvermeerderende factoren overweegt de rechtbank als volgt.
De overval is gepleegd door meerdere daders die planmatig te werk zijn gegaan en doelbewust midden in de nacht naar Rijnsburg zijn gegaan voor de inhoud van een kluis. Voorts hebben de daders bij het verlaten van de woning de slachtoffers in een uiterst kwetsbare en vernederende positie aan hun lot overgelaten: de slachtoffers waren beiden ongekleed en vastgetapet en de man was niet meer bij bewustzijn. De vrouw heeft aan de overval fors psychisch letsel overgehouden en de man is als gevolg van de overval overleden. Alleen al dat laatste leidt tot een significant hogere gevangenisstraf, gelet op het feit dat deze strafverzwarende omstandigheid op grond van artikel 312, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht leidt tot een strafmaximum van vijftien jaren, zijnde een verhoging van 25% ten opzichte van een diefstal met geweld in vereniging. Ten slotte heeft de verdachte een van de overvallers, zijn stiefzoon, opgedragen zijn telefoon weg te gooien en heeft hij op die manier kennelijk het opsporingsonderzoek willen frustreren.
Als strafverminderende factor komt in aanmerking dat de verdachte de overval niet heeft gepleegd, maar hieraan medeplichtig is geweest. Het wettelijk strafmaximum wordt als gevolg hiervan met een derde verminderd.
Gelet op de mate van geweld in combinatie met de aanwezigheid van diverse zwaarwegende strafvermeerderende factoren acht de rechtbank, uitgaande van een rol als medepleger, in beginsel een gevangenisstraf van acht jaren passend. Nu de verdachte echter als medeplichtige geldt, zal de rechtbank de straf met (ruim) een derde verminderen, resulterend in een gevangenisstraf van vijf jaren.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, primair ten bedrage van € 27.153,52 en subsidiair ten bedrage van € 14.153,52. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit zorgkosten, telefoon- en portikosten en reiskosten), verlies van arbeidsvermogen, immateriële schade (alle drie voorschotbedragen) en kosten medische informatie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 15.479,72. De vordering strekt tot vergoeding van de kosten van de uitvaart, de kosten van het gedenkteken en reiskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de beide vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen primair niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard aangezien de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich aangesloten bij de opmerkingen van de raadsvrouw van Ascension. De rechtbank begrijpt dat de raadsman daarmee doelt op de opmerking dat het in het strafrecht gebruikelijk is reiskosten toe te wijzen van € 0,19 per kilometer in plaats van de verzochte € 0,29 per kilometer, op de opmerking dat de immateriële schade met betrekking tot de ‘shockschade’ in de vordering van [slachtoffer 2] niet getoetst is kunnen worden met betrekking tot de gestelde diagnoses en dat de vordering op dit punt niet, althans onvoldoende is onderbouwd, en op het gebrek aan duidelijkheid in hoeverre de kosten van de uitvaart in overeenstemming met de voormalige persoonlijke (financiële) leefomstandigheden van [slachtoffer 1] zijn.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 2]
De vordering van [slachtoffer 2] is door de verdediging inhoudelijk op twee punten betwist. Ten aanzien van de betwiste post reiskosten zal de rechtbank aansluiting zoeken bij ‘De Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding’ ten bedrage van € 0,29 per kilometer, nu het hier om vergoeding van reiskosten in verband met letselschade gaat. Voor wat betreft de immateriële schade met betrekking tot de ‘shockschade’ is de rechtbank van oordeel dat uit de overlegde producties 1 (brief van de huisarts d.d. 2 september 2015), 2 (brief van de psycholoog d.d. 2 september 2015) en 3 (brief van de bedrijfsarts d.d. 18 augustus 2015) en de nadere toelichting door mr. A. Bouhuizen namens [slachtoffer 2] ter terechtzitting voldoende naar voren komt dat er bij [slachtoffer 2] sprake is van PTSS en een depressie, zijnde in de psychiatrie erkende ziektebeelden. Nu de vordering voor het overige voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij en door of namens de verdachte niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 27.153,52.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, op de navolgende wijze (overeenkomstig de LOVS-oriëntatiepunten ter zake van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht):
  • ten aanzien van de immateriële schade (€ 23.000,00) met ingang van 4 augustus 2014, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan;
  • ten aanzien van de materiële schade, verlies van arbeidsvermogen en kosten medische informatie (€ 4.153,52) met ingang van de dag dat deze kosten zijn gevorderd, waarbij wordt uitgegaan van de datumstempel op de vordering, te weten 29 september 2015.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte tevens hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering [slachtoffer 3]
De vordering van [slachtoffer 3] is door de verdediging inhoudelijk op twee punten betwist. Ten aanzien van de betwiste post reiskosten zal de rechtbank, evenals bij de vordering van [slachtoffer 2] , aansluiting zoeken bij ‘De Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding’ ten bedrage van € 0,29 per kilometer. Voor wat betreft de uitvaartkosten is de rechtbank van oordeel dat mr. E.W. Bosch namens [slachtoffer 3] ter terechtzitting voldoende onderbouwd naar voren heeft gebracht dat deze kosten in redelijke verhouding staan tot de voormalige levensstandaard van [slachtoffer 3] . Nu de vordering voor het overige voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij en door of namens de verdachte niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 15.479,72.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de dag dat deze kosten zijn gevorderd, waarbij bij gebrek aan een datumstempel wordt aangesloten bij de datum van de brief waarmee de verdachte van de vordering in kennis is gesteld, te weten 5 oktober 2015.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte tevens hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat
  • van een bedrag van € 27.153,52, te vermeerderen met de wettelijke rente op hierna te vermelden wijze, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
  • van een bedrag van € 15.479.72, te vermeerderen met de wettelijke rente op hierna te vermelden wijze, ten behoeve van [slachtoffer 3] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36b, 36d, 36f, 48, 49 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 2] : een bedrag van € 27.153,52, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 23.000,00 vanaf 4 augustus 2014 en over een bedrag van
€ 4.153,52 vanaf 29 september 2015, beide tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [slachtoffer 3] : een bedrag van € 15.479,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 27.153,52, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 23.000,00 vanaf 4 augustus 2014 en over een bedrag van € 4.153,52 vanaf 29 september 2015, beide tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
  • € 15.479,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 170 respectievelijk 112 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of een van zijn mededaders aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededaders aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1 1.00 STK Munitie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. S.M. de Bruijn, rechter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2014176674, van de politie Eenheid Den Haag, onderzoek Lima 14, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2014, ambtshandelingen dossier, p. 22.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2014, ambtshandelingen dossier, p. 18.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2014, ambtshandelingen dossier, p. 30.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 5 augustus 2014, getuigen dossier, p. 38 en 41-42.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2014, ambtshandelingen dossier, p. 32.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 12 januari 2015, aanvullend dossier, p. 11-12.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 8 augustus 2014, getuigen dossier, p. 107.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 20 januari 2015, aanvullend dossier, p. 14.
10.Proces-verbaal uitwerking verhoor [medeverdachte 1] van 18 november 2014, d.d. 26 november 2014, verdachten dossier, p. 202-203; proces-verbaal verhoor van getuige [medeverdachte 2] , op 15 april 2015 opgemaakt door de rechter-commissaris, onder punt 7; proces-verbaal bevindingen samenvatting verhoor [medeverdachte 3] d.d. 10 december 2014, verdachten dossier, p. 303.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2014, ambtshandelingen dossier, p. 185-189.
12.Proces-verbaal uitwerking verhoor [medeverdachte 1] van 18 november 2014, d.d. 26 november 2014, verdachten dossier, p. 198-199.
13.Ibidem, p. 183-184 en 200-201.
14.Ibidem, p. 193.
15.Ibidem, p. 182.
16.Ibidem, p. 209.
17.Ibidem, p. 188 en 193-194.
18.Ibidem, p. 188-189.
19.Ibidem, p. 192.
20.Ibidem, p. 195.
21.Ibidem, p. 211.
22.Proces-verbaal verhoor van getuige [medeverdachte 2] , op 15 april 2015 opgemaakt door de rechter-commissaris, onder punt 12 en 15.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2014, ambtshandelingen dossier, p. 189.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2014, ambtshandelingen dossier, p. 97-100.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2014, ambtshandelingen dossier, p. 105-109.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2014, ambtshandelingen dossier, p. 157-160, met als bijlage de uitwerking van een tapgesprek, p. 165.
27.Een geschrift, te weten een rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 10 oktober 2014, opgemaakt en ondertekend door A. Maes, arts en patholoog, NFI-deskundige forensische pathologie, dossier forensisch onderzoek, bijlage 7.
28.Een geschrift, te weten het verslag van de forensisch arts D. Botter d.d. 22 december 2014, dossier forensisch onderzoek, bijlage 11.
29.Verklaring van deskundige D. Botter ter terechtzitting van 7 oktober 2015.
30.Verklaring van deskundige D. Botter ter terechtzitting van 7 oktober 2015.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 5 augustus 2014, getuigen dossier, p. 42-43.