In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de vennootschap naar Italiaans recht Underwear Società A’ Responsabilità Limitata (hierna: Underwear) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Overseas Logistics Europe B.V. (hierna: OLE). Underwear vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat OLE onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar Gemeenschapsmerkrechten. De rechtbank heeft op 30 september 2015 vonnis gewezen in het incident, waarin OLE verzocht om onbevoegdverklaring van de rechtbank en verwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam. OLE stelt dat het geschil niet gaat over intellectuele eigendomsrechten, maar over nakoming van een overeenkomst waarbij OLE geen partij is. Underwear voert verweer en stelt dat de rechtbank Den Haag bevoegd is op grond van de Gemeenschapsmerkenverordening.
De rechtbank overweegt dat de door Underwear verweten handelingen betrekking hebben op het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren voorzien van de Gemeenschapsmerken, wat in strijd is met de aan de houder van een Gemeenschapsmerk voorbehouden handelingen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een vordering in de zin van de Gemeenschapsmerkenverordening en dat de rechtbank Den Haag op grond van de relevante artikelen exclusief bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De incidentele vordering van OLE wordt afgewezen, en de beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de hoofdzaak is beslist.