6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 30 september 2014 zijn moeder, [slachtoffer] , van het leven beroofd door haar meermalen met een mes in het lichaam te steken. Verdachte heeft het slachtoffer hiermee het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Door de dood van het slachtoffer en de wijze waarop dit is gebeurd, heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer – waaronder zijn eigen broers en zussen – onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtoffer verklaringen van twee dochters en één zoon van het slachtoffer wordt op indringende wijze verteld hoezeer de nabestaanden rouwen om het verlies van hun (groot)moeder en hoeveel verdriet zij nog altijd hebben. Voorstelbaar is dat zij dit leed de rest van hun leven zullen blijven dragen. Het doden van zijn moeder, de wijze waarop verdachte dit heeft gedaan, alsook de aanwezigheid van het neefje van verdachte – dat zich in een peuterleeftijd bevindt – in de woning, dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen en de nabestaanden in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 2 oktober 2014. Hieruit volgt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van strafbare feiten. Verdachte is daarbij meermalen veroordeeld tot gevangenisstraffen voor gewelds- en vermogensdelicten.
Persoon van verdachte
Heerschop en Den Boer hebben, in aanvulling op hetgeen hiervoor onder 5 is weergegeven, voorts gerapporteerd dat verdachte functioneert op – vermoedelijk – zwakbegaafd niveau. Reeds vanaf de basisschoolleeftijd vertoonde verdachte gedragsproblemen die in ernst en omvang toenamen nadat zijn vader – die een duidelijke sturende rol had – in 2000 overleed. De tiener-en adolescentieperiode van verdachte kenmerkte zich door contacten met de leerplichtambtenaar alsook met politie en justitie. De gedragsdeskundigen hebben voorts aangegeven dat zij het risico op herhaling van soortgelijke feiten als zeer hoog inschatten. Daarbij betrekt verdachte in zijn – steeds in nagenoeg dezelfde vorm opduikende – waan de overige familieleden. Het chronische karakter van de aandoening, die zich kenmerkt door een zeer gebrekkig of grotendeels afwezig ziektebesef en -inzicht, leidt tot mijding van zorg met een risico op een hernieuwde psychose als gevolg. Een langdurige, structuur- en rustgevende behandelsetting en stabiele medicamenteuze behandeling zijn noodzakelijk om het risico op psychische instabiliteit en het daaraan gekoppelde hoge recidiverisico te beperken. De huidige thuissituatie van verdachte kan één en ander niet bieden, gelet op het wegvallen van zijn moeder en de omstandigheid dat de GGZ onvoldoende grip op verdachte kan krijgen. Heerschop en Den Boer voorzien – gelet op de omstandigheid dat er bij verdachte ondanks (dwang)medicatie nog steeds sprake is van psychotische ontregeling en ambivalentie ten aanzien van de reden van zijn handelen – een risico van snelle terugkeer van ernstige ontregeling als de huidige structuur gevende situatie en medicamenteuze behandeling weg zouden vallen. Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Ten slotte wijzen Heerschop en Den Boer nog op het door hen ingeschatte risico op toenemende somberheid en mogelijk suïcidaliteit naarmate verdachte zich meer gaat realiseren wat zich rond het ten laste gelegde heeft afgespeeld.
Onderzoek ter terechtzitting
J. Heerschop (psycholoog) en T. den Boer (psychiater) zijn ter terechtzitting van 6 oktober 2015 als deskundigen gehoord. Heerschop heeft naar voren gebracht dat het van belang is dat de psychose van verdachte langdurig wordt gestabiliseerd. Hiervoor is het noodzakelijk dat verdachte medicatie-trouw wordt en blijft. Eerst wanneer het toestandsbeeld van verdachte is gestabiliseerd, kan worden toegewerkt naar andere vormen van hulpverlening, waarbij onder meer aandacht kan worden besteed aan de cannabisafhankelijkheid van verdachte. Vanwege zijn cannabisgebruik kan verdachte enerzijds de rust bewaren, maar anderzijds kunnen hierdoor eveneens psychotische symptomen worden uitgelokt. Bij een langdurige behandeling van verdachte zal aandacht worden besteed aan verschillende componenten, waarbij de nadruk wordt gelegd op de behandeling van schizofrenie. Heerschop heeft voorts verduidelijkt dat het voor een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden van belang is dat bij de betrokkene sprake is van ziektebesef en -inzicht. Daarnaast dient de betrokkene zich te committeren aan en gemotiveerd te zijn voor deze behandeling. Als er namelijk geen overeenstemming kan worden bereikt over de bij de behandeling behorende voorwaarden, zoals bijvoorbeeld medicatie-gebruik, kan deze hierdoor stagneren. Bij verdachte ontbreekt het echter aan ziektebesef en -inzicht. Tevens verkeert verdachte in de veronderstelling dat zijn naaste omgeving in de war is en dat er met hem niets aan de hand is. Daarnaast heeft verdachte geen intrinsieke wens om medicatie te gebruiken. Gelet op het chronische en ernstige toestandsbeeld dat bij verdachte is waargenomen, waarbij hij onder meer – ondanks medicatie-gebruik – psychotisch is gebleven, is het onzeker of de behandeling van verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden, voor de duur van maximaal negen jaar, voldoende kans van slagen heeft en voorts of hij na ommekomst van die negen jaar kan terugkeren in de maatschappij.
Den Boer heeft ter terechtzitting desgevraagd toegelicht dat verdachte voor de gediagnosticeerde psychiatrische ziekte langdurige behandeling nodig heeft. Als gevolg van zijn ziekte is verdachte, ondanks de hulp en steun vanuit de directe omgeving, onvoorspelbaar waarbij hij tot heel gevaarlijke handelingen kan komen. Ten aanzien van het hoge recidiverisico heeft Den Boer toegelicht dat, ondanks de geboden hulp en steun vanuit de directe omgeving, men onvoldoende in staat is gebleken om tijdig en adequaat in te grijpen. Gelet daarop is een behandeling binnen de GGZ niet toereikend. Thans verblijft verdachte in een goed beveiligde setting, waarbij rekening wordt gehouden met mensen die instabiel zijn. Anders dan bij een TBS met voorwaarden, kan in het kader van een TBS met dwangverpleging, direct worden ingegrepen en zodoende op gepaste wijze worden omgegaan met het toestandsbeeld van verdachte. Tot slot heeft Den Boer verduidelijkt dat voor zover zich bij verdachte een uiting van agressie zal voordoen, deze zal zijn gericht op de mensen die hem nauw aan het hart liggen, omdat agressie door verdachte vanuit een ander perspectief wordt beleefd.
De rechtbank acht zich op basis van voornoemde rapporten en de toelichting van de rapporteurs ter terechtzitting van 6 oktober 2015, voldoende geïnformeerd over de persoonlijkheid en de geestvermogens van de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde.
Gevangenisstraf
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de strafbaarheid van verdachte, zal zij – anders dan de raadsman heeft betoogd – aan verdachte geen gevangenisstraf opleggen.
De maatregel
De bij verdachte geconstateerde stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type, bezien in relatie tot het bewezen verklaarde feit, brengt mee dat oplegging van een strafrechtelijke vrijheidsbenemende maatregel gerechtvaardigd is. Nu de eerder geboden hulp en steun van hulpverlenende instanties en de directe omgeving van verdachte voor voornoemde stoornis, niet toereikend is gebleken, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een (gewelds)misdrijf zal plegen indien voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. Over de vraag welke maatregel passend en geboden is, overweegt de rechtbank, tegen de achtergrond van het voorgaande en alle feiten en omstandigheden afwegende, als volgt.
Maatregel op de voet van artikel 37 WvSr
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de bij verdachte aanwezige psychiatrische problematiek, acht de rechtbank de door de raadsman verzochte maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet aan de orde. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat oplegging van deze maatregel met een beperkte tijdsduur een te groot risico vormt voor wat betreft de beveiliging van de maatschappij.
De TBS-maatregel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aan verdachte TBS met voorwaarden, dan wel TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd.
In dat kader overweegt de rechtbank, in het licht van hetgeen de deskundigen over het ziektebeeld van verdachte hebben gerapporteerd, dat een TBS met voorwaarden vroeg of laat zal stranden omdat verdachte niet in staat zal zijn om zich aan de voorwaarden te (blijven) houden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte onvoldoende ziektebesef en -inzicht heeft. Mede als gevolg daarvan is hij in het verleden veelal weigerachtig geweest met betrekking tot het innemen van medicatie en het accepteren van hulpverlening. De rechtbank is dan ook, in lijn met het standpunt van de gedragsdeskundigen, van oordeel dat oplegging van TBS met dwangverpleging geboden is, omdat dit de enige maatregel is die de beveiliging van de maatschappij, en in dit specifieke geval de (naaste) familie van verdachte, voldoende kan waarborgen.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel van TBS is voldaan nu het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1 WvSr, tijdens het begaan van dit feit bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de maatregel met dwangverpleging behalve noodzakelijk ook proportioneel is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ernst van het bewezen verklaarde feit en het (chronische) ziektebeeld van verdachte.
De rechtbank overweegt ten slotte uitdrukkelijk dat, nu de maatregel wordt opgelegd ter zake een delict dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, er sprake is van een ongemaximeerde TBS-duur.