6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Door [slachtoffer] meermalen te steken, vervolgens te wurgen en hem zand in de mond en neus te stoppen, is [slachtoffer] op gruwelijke wijze komen te overlijden. Verdachte heeft daardoor [slachtoffer] het meest fundamentele recht ontnomen: het recht op leven. Dit heeft voor de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed en verdriet gebracht. De zus van [slachtoffer] heeft op zitting op indringende wijze verteld hoeveel verdriet zij en haar ouders nog altijd hebben van het overlijden van haar broer en hun zoon en hoe haar wereld in elkaar is gestort. Aan te nemen valt dat zij het leed nog lang, mogelijk de rest van haar leven, zal ervaren. Het doden van [slachtoffer] en de wijze waarop verdachte dit heeft gedaan, dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen, en de persoonlijke omgeving van [slachtoffer] in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Motief
De nabestaanden van [slachtoffer] blijven achter met de ‘waarom-vraag’: hoe heeft dit kunnen gebeuren; waarom heeft verdachte dit gedaan? Verdachte heeft bij de politie en ter zitting een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen op 6 oktober 2013 die hebben geleid tot de dood van het [slachtoffer]. Desgevraagd kon verdachte niet aangeven waarom hij [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Hij heeft verklaard dat er een waas over hem heen kwam en dat hij zich er weinig van kan herinneren. Volgens zijn verklaring kan hij niet aangeven waarom hij het ene moment met [slachtoffer] een sigaretje is gaan roken en het andere moment [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
De psycholoog heeft in zijn rapport van 3 januari 2014 op grond van de beschikbare informatie proberen aan te geven hoe de ziekelijke stoornissen van verdachte hebben geleid tot de gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Hij komt tot het scenario dat verdachte al langer rond liep met gevoelens van ontevredenheid over de behandeling bij de instelling waar verdachte verbleef, en mogelijk tot de slotsom is gekomen dat hij iets moest doen om de aandacht op zichzelf te vestigen. Uit het onderzoek is volgens de psycholoog naar voren gekomen dat er veel woede in verdachte was en dat verdachte ontregeld raakt als deze woede naar buiten komt. Mede door zijn verstandelijke handicap beschikt hij over weinig cognitief vermogen inhoudelijke gedachtevorming in betere banen te leiden en kan hij zich bij confrontaties met stressvolle gebeurtenissen nauwelijks in bedwang houden. De psycholoog veronderstelt dat het zou kunnen zijn dat het slachtoffer inderdaad tegen hem heeft gezegd er niet meer te willen zijn, dat verdachte zijn innerlijke woede niet meer kon tegenhouden en hem in blinde woede begon te steken.
De psychiater heeft in zijn rapportage van 17 april 2014 aangegeven op de vraag waarop de ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, dat verdachte tijdens onderzoek consistent zijn aversie omtrent contact met mensen buiten zijn vertrouwde kring heeft aangegeven. Deze aversie werd sterk gevoed vanuit zijn onvermogen om zich aan zijn omgeving of derden aan te passen, congruent met zijn autismespectrum-stoornis. Vanuit die stoornis had hij tevens moeite om anderen als subjecten te ervaren, met eigen noden, verlangens en aspiraties. Door derden als objecten te ervaren, was het voor hem gemakkelijker dan een ander om zijn woede op een toevallige voorbijganger af te reageren. Door zijn verstandelijke beperking had verdachte meer dan anderen moeite om zijn frustraties te nuanceren of te rationaliseren. Mogelijk dat verdachte door zijn ADD ook meer dan een ander impulsief handelde en hij door zijn (religieuze) psychotische belevingen op een irrationele wijze een rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen kon genereren, aldus de psychiater.
De rechtbank overweegt dat de door de psycholoog en de psychiater geschetste scenario’s op zich aannemelijke verklaringen zijn voor het motief dat verdachte had bij het om het leven brengen van [slachtoffer]. Echter, de enige die echt inzicht zou kunnen bieden in het waarom van zijn handelen, is verdachte zelf. De rechtbank kan zich indenken dat de nabestaanden deze vraag graag beantwoord zouden zien, omdat het antwoord hen mogelijk kan helpen bij de verwerking van de dood van hun zoon en broer. Uit de aangehaalde rapportages, de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte niet in staat lijkt te zijn inzicht te kunnen bieden in de reden van zijn handelen. Deze omstandigheid moet voor de nabestaanden, naast het verlies van hun zoon en broer, moeilijk te verwerken zijn.
Straf
Doodslag behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is in beginsel naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het strafblad van verdachte en de persoon van verdachte, zoals uit de rapportages van psychiater en psycholoog zijn gebleken.
Psycholoog Van Kemenade heeft – zoals hiervoor onder 5.2 reeds is overwogen – in de rapportage van 3 januari 2014 vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Hij heeft een IQ van 60 en is aldus te beschouwen als licht verstandelijk gehandicapt. Er is bij verdachte veel innerlijke woede aanwezig en hij kan zichzelf bij confrontaties met stressvolle gebeurtenissen nauwelijks in bedwang houden. Dit is ook aan de orde geweest ten tijde van het plegen van het delict. Verdachte vormt een gevaar voor anderen. Er is een hoge kans op herhaling. Verdachte is door de GGZ behandeld, maar dit is niet afdoende gebleken, evenals een eerdere plaatsing in de Woenselse Poort te Eindhoven. Voor een TBS onder voorwaarden is het gevaar dat verdachte oplevert, te groot. Gelet hierop adviseert de psycholoog TBS met dwangverpleging.
Psychiater Van Hoecke heeft in de rapportage van 17 april 2014 vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van verschillende ziekelijke stoornissen, in het bijzonder een autismespectrumstoornis, een aandachtstekortstoornis, een psychotische stoornis NAO en afhankelijkheid van verschillende middelen, welke thans gedwongen in remissie zijn. Daarnaast heeft verdachte een licht verstandelijke beperking met een IQ van 60. Verdachte werd ten tijde van het delict ook beïnvloed door deze stoornissen. Gelet op de ernstige problematiek van verdachte en het blijvend karakter van deze beperkingen is er een hoog recidiverisico en wordt TBS met voorwaarden als ontoereikend gezien. Derhalve adviseert de psychiater TBS met dwangverpleging.
Zoals onder het hoofdstuk strafbaarheid (5.2 strafbaarheid van verdachte) reeds is besproken, is verdachte volgens de psycholoog en de psychiater sterk verminderd toerekeningsvatbaar en wordt deze conclusie door de rechtbank gevolgd. De rechtbank houdt hiermee in het bijzonder rekening bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een TBS noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, ook dwangverpleging noodzakelijk.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Voor een TBS met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de hiervoor aangehaalde rapportages van de psycholoog en psychiater eerdere opnames bij een
GGZ-instelling verdachte er niet van hebben kunnen weerhouden dit ernstige feit te plegen en blijkens beide rapportages TBS met voorwaarden onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van de maatschappij.
Nu verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is, is er ruimte voor het opleggen van een straf. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is enerzijds en de impact die het feit op de samenleving heeft gehad anderzijds.
Alles afwegende zal de rechtbank naast de TBS met dwangverpleging een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, opleggen. Daarbij heeft de rechtbank tevens een afweging gemaakt tussen het door de raadsman aangehaalde belang van verdachte om zo spoedig mogelijk de TBS met dwangverpleging te laten ingaan en anderzijds het maatschappelijk belang om op een zeer ernstig misdrijf, zoals hier aan de orde, straf te laten volgen in een mate die recht doet aan de toerekenbaarheid van de dader.