ECLI:NL:RBDHA:2015:11961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 11430
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake onderzoek door de Inspectie SZW naar naleving van cao-bepalingen door buitenlandse vennootschap

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en een buitenlandse vennootschap, eiseres, die gevestigd is in Polen. De zaak betreft een verzoek van FNV Metaal aan de Inspectie SZW om een onderzoek in te stellen naar de naleving van verbindend verklaarde cao-bepalingen door eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de instemming van de minister met dit onderzoek en heeft gesteld dat zowel de instemming als de uitvoering van het onderzoek publiekrechtelijke rechtshandelingen zijn die gericht zijn op rechtsgevolg.

De minister heeft echter betoogd dat het onderzoek door de Inspectie SZW geen rechtsgevolgen met zich meebrengt, aangezien er geen sancties of maatregelen worden opgelegd op basis van de uitkomsten van het onderzoek. De rechtbank heeft overwogen dat de instemming van de minister en de opdracht tot het onderzoek feitelijke handelingen zijn en geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormen, omdat er geen rechten of plichten worden gecreëerd of tenietgedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter was afgewezen. De rechtbank concludeert dat de rechtsgevolgen die eiseres aan het onderzoek verbindt, niet van toepassing zijn, omdat de handelingen van de minister niet gericht zijn op publiekrechtelijk rechtsgevolg. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/11430

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2015 in de zaak tussen

de vennootschap naar buitenlands recht [eiseres], te [vestigingsplaats] (Polen), eiseres
(gemachtigde: mr. M.P. Lewandowski)
tegen

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigden: mr. J.A.W. Koedam en mr. L.L.E. Verplak).

Procesverloop

Op 23 juni 2014 heeft de Inspectie SZW, na een daartoe strekkend verzoek van FNV Metaal, in opdracht van verweerder inlichtingen opgevraagd bij eiseres op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet avv).
Bij brief van 16 juli 2014 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de instemming van verweerder met een onderzoek als bedoeld in artikel 10 van de Wet avv en diens beslissing om gegevens in het kader van artikel 10 van de Wet avv bij eiseres op te doen vragen.
Bij besluit van 7 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. FNV Metaal heeft op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet avv, met het oog op het instellen van een rechtsvordering, verweerder verzocht een onderzoek te doen instellen naar de naleving van een of meer verbindend verklaarde bepalingen door eiseres. Verweerder heeft de Inspectie SZW opgedragen een onderzoek in te stellen. De Inspectie SZW heeft bij e-mailbericht van 23 juni 2014 inlichtingen opgevraagd bij eiseres.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend inhoudende een opdracht aan verweerder het onderzoek op te schorten totdat er in laatste instantie een onherroepelijk oordeel van de bestuursrechter wordt verkregen of, indien de bestuursrechter onbevoegd is, totdat bij de civiele rechter een onherroepelijk oordeel in laatste instantie is verkregen.
Op 18 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen (zaaknummer SGR 15/1254) met de motivering dat het besluit van 7 november 2014 naar verwachting in stand zal blijven.
Op 23 april 2015 heeft de voorzieningenrechter van Team Handel van deze rechtbank uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening en de vordering, na deze inhoudelijk te hebben beoordeeld, afgewezen (zaaknummer KG ZA 15-326).
2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de instemming met het verzoek van FNV Metaal tot het instellen van een onderzoek naar haar onderneming als de uitvoering van het onderzoek te beschouwen zijn als publiekrechtelijke rechtshandelingen die op rechtsgevolg gericht zijn.
De rechtsgevolgen zijn er volgens eiseres in gelegen dat stukken en gegevens worden opgevraagd die onder normale omstandigheden niet aan verweerder hoeven te worden verschaft. Bovendien maakt de minister een rapport aan de hand van de verkregen gegevens en stukken dat vervolgens in een civiele procedure wordt gebruikt. In verband met de rechtsbescherming is het noodzakelijk dat belanghebbende eerst de gelegenheid krijgt zich daarover van tevoren uit te laten. Daarnaast doet zich, aldus eiseres, een rechtsgevolg voor omdat er een wijziging optreedt in de rechtspositie van de werkgever ten opzichte van een derde (de verzoeker). Tenslotte is het rechtsgevolg er volgens eiseres in gelegen dat toegang wordt verschaft tot persoonlijke gegevens en bedrijfsgeheimen aan derden waardoor schending van de privacywetgeving en mededinging kan optreden.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het doen van een onderzoek door de Inspectie SZW in het kader van artikel 10 Wet avv, geen sprake is van een handeling gericht op rechtsgevolg. Verweerder verbindt geen rechtsgevolgen aan het ingestelde onderzoek. Zo wordt er geen boete opgelegd en wordt er evenmin een andere sanctie of maatregel gesteld op het al dan niet naleven van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de desbetreffende cao. Het onderzoek leidt, kortom, niet tot een gewijzigde juridische verhouding tussen verweerder en het onderzochte bedrijf.
4. Krachtens artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Onder rechtshandeling wordt verstaan een door een bestuursorgaan verrichte handeling die op rechtsgevolg is gericht. Van rechtsgevolg is sprake indien er een verandering optreedt in de bestaande rechten of verplichtingen van een of meer rechtssubjecten of wanneer verandering optreedt in de juridische status van een persoon of object of wanneer een rechtssubject in het leven wordt geroepen dan wel wanneer het bestaan van zekere rechten, verplichtingen, bevoegdheden of status bindend wordt vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat noch de instemming van verweerder met het doen verrichten van onderzoek noch de opdracht tot het instellen van het onderzoek als zodanig aangemerkt kunnen worden als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Als gevolg van deze beslissingen worden immers geen rechten, plichten en bevoegdheden gecreëerd of teniet gedaan. Het betreft in beide gevallen feitelijke handelingen die niet zijn gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.