7.5De stelling van eiser ten slotte dat hij onder direct gezag stond van [naam 2] , volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft uit hetgeen eiser ter zitting heeft meegedeeld over de gang van zaken rond de overname van Internet-Warenhuis door [BV 2] afgeleid dat [naam 2] , vanuit zijn expertise als verkoper bij Internet-Warenhuis, eiser moest inwerken en dat hij daarbij instructies zou hebben gegeven. De rechtbank heeft uit de ter beschikking staande gegevens echter geen aanknopingspunten kunnen vinden voor de aanwezigheid van werkgeversgezag aan de zijde van [naam 2] . De rechtbank acht dit ook niet verenigbaar met eisers positie van feitelijk bedrijfsvoerder binnen [BV 2] .
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aannemelijk gemaakt dat van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen eiser en [BV 2] in de periode van 1 oktober 2012 tot 1 april 2013 geen sprake is geweest. Eiser is er niet in geslaagd de onjuistheid daarvan met objectief en verifieerbaar tegenbewijs aannemelijk te maken.
Ten aanzien van eiseres, zaak SGR 15/1799:
9. Eiseres, echtgenote van eiser, was laatstelijk vanaf 1 mei 2011 werkzaam voor [BV 2] als office-manager voor 20 uur per week. Met ingang van 1 oktober 2012 is eiseres blijkens een arbeidsovereenkomst van 26 september 2012 voor de duur van een half jaar tot 1 april 2013 in voltijdse dienst getreden van [BV 2] als manager operations. Na het aflopen van het arbeidscontract heeft eiseres op 4 april 2013 een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 18 april 2013 heeft verweerder eiseres met ingang van 2 april 2013 voor de duur van drie maanden in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering.
10. Naar aanleiding van een fraudemelding van 17 april 2013 afkomstig van de WW-uitkeringsafdeling van het Uwv is door het meldpunt Gefingeerde Dienstverbanden van het Uwv een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verstrekte WW-uitkering. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat eiseres van 1 oktober 2012 tot
1 april 2013 niet is aan te merken als verzekerd voor de WW, omdat geen sprake is van een gezagsverhouding tussen haar en haar echtgenoot.
11. Verweerder heeft de conclusie van het onderzoek overgenomen in het primaire besluit I en aan eiseres meegedeeld dat in de periode van 1 oktober 2012 tot 1 april 2013 geen sprake was van een gezagsverhouding bij [BV 2] , zodat zij niet verzekerd was voor de WW. Het recht op WW-uitkering is daarom met terugwerkende kracht herzien en het daarbij horende uitkeringsbedrag van € 9.304,30 is van eiseres bij primair besluit II teruggevorderd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
12. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat de familieverhouding de arbeidsverhouding tussen eiseres en haar echtgenoot in overwegende mate heeft beïnvloed en dat daarom niet kan worden gesproken van een gezagsverhouding ten tijde van haar dienstbetrekking. Verweerder is van mening dat het recht op WW-uitkering van eiseres terecht is herzien en dat het WW-uitkeringsbedrag terecht van haar is teruggevorderd omdat ze daarop geen recht had.
13. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij wel degelijk onder direct gezag van
[naam 2] en onder eindverantwoordelijkheid van [naam 1] in loondienst bij [BV 2] werkzaam was. Omdat haar echtgenoot het druk had met zijn eigen werk, was de aanwezigheid van eiseres noodzakelijk om de boel draaiende te houden. Eiseres ging daarom per 1 oktober 2012 meer uren werken (van 20 uur naar 40 uur) en kreeg meer verantwoordelijkheid, met een hoger maandsalaris als gevolg.
14. De rechtbank overweegt als volgt.