Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Eiseres heeft eerder, op 17 januari 2014, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en ter onderbouwing hiervan het volgende aangevoerd. Eiseres is een alleenstaande moeder die slachtoffer is geworden van verkrachting. In Bosnië bestaan geen instanties die haar gepaste zorg kunnen bieden. Evenmin heeft eiseres een sociaal vangnet waarop ze kan terugvallen nu men in Bosnië sterk afkeurend staat tegenover een alleenstaande moeder. Na terugkeer zal zij in een achtergestelde positie belanden. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 26 januari 2014 afgewezen. Het hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 13 juni 2014 (AWB 14/2659) ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 juli 2014 (201405099/1/V2) heeft de Afdeling deze uitspraak bevestigd.
3.5 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar gestelde lesbische geaardheid niet geloofwaardig heeft gemaakt. In dit verband wordt verwezen naar hetgeen is overwogen in de voornoemde uitspraak van 22 oktober 2014, waaruit te concluderen valt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat van rechtens relevante nova geen sprake is. Dat eiseres in Nederland van een kind is bevallen doet aan het voorgaande niet af. Voorts overweegt verweerder dat omtrent de verklaring van eiseres inzake haar verdieping in LHBT (Lesbisch, Homo-, Bi- en Transgenders) organisaties in Nederland kan worden afgeleid dat zij de mogelijkheid had om met deze organisaties per mail dan wel telefonisch contact te leggen. Bovendien heeft eiseres daartoe voldoende tijd gehad gelet op de geruime tijd die zij in Nederland heeft doorgebracht. Dat de Afdeling prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof inzake het vaststellen van homoseksualiteit en de gevolgen daarvan in het land van herkomst, leidt niet tot een ander oordeel nu in voornoemde uitspraak van 22 oktober 2014 is geoordeeld dat verweerder het aanhangig zijn van de vragen niet bij de aanvraag had behoeven te betrekken.
In de gedragslijn staat vermeld hoe er gehoord dient te worden. Dit gebeurt aan de hand van negen thema’s:
“Moment waarop over seksuele gerichtheid wordt verklaard.
Uit het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen blijkt dat verweerder weliswaar is ingegaan op de verklaringen van eiseres, maar uit de besluitvorming blijkt niet hoe deze zijn gewogen. Voorts blijkt niet hoe de antwoorden op de vragen onderling zijn gewogen. In het schrijven van 17 augustus 2015 heeft verweerder weliswaar het standpunt ingenomen dat eiseres haar verklaringen omtrent de bewustwording van haar gestelde geaardheid lijken te ontbreken, maar uit het bestreden besluit blijkt niet hoe de weging van de verklaringen van eiseres over dit thema ten opzichte van de verklaringen van eiseres over de overige thema’s van de interne gedragslijn heeft plaatsgevonden.
- die geldt voor alle aanvragen, ongeacht het asielmotief - in zijn algemeenheid geen inzicht biedt in de (specifieke) beoordeling van een seksuele gerichtheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de seksuele gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig is, zodat het bestreden besluit voor wat betreft de asielaanvraag in strijd is met artikel 3:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal het bestreden besluit voor wat betreft de asielaanvraag van eiseres vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank ziet gelet op de aard van het motiveringsgebrek geen aanleiding om de bestuurlijke lus toe te passen als bedoeld in artikel 8:51a Awb.
De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 980,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).