Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De verdere procedure
- de beschikking van deze rechtbank, meervoudige familiekamer, van 11 mei 2015,
- de brief van de IND van 15 juni 2015,
- het op 21 augustus 2015 ingekomen aanvullend verzoekschrift.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap van drie minderjarige kinderen, erkend door hun Nederlandse vader op het Braziliaanse consulaat in Rotterdam. De rechtbank heeft in een eerdere tussenbeschikking van 11 mei 2015 al vastgesteld dat deze erkenningen in Nederland voor erkenning vatbaar zijn. De IND, vertegenwoordigd door mr. R.Y. Reckers, heeft in deze procedure verzocht om de erkenningen niet rechtsgeldig te verklaren, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de erkenningen rechtsgeldig zijn verricht en dat de kinderen, geboren op respectievelijk 16 december 1993 en 8 juni 1995, vanaf hun erkenning in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank benadrukte dat de tussenbeschikking onherroepelijk is en dat de IND geen belanghebbende is in de procedure over de afstammingsrelatie. De rechtbank concludeert dat de erkenningen met terugwerkende kracht effect hebben en dat de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben verworven op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap.