Op 7 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bedrijfsmatig houden en verkopen van honden en katten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan deze activiteiten zonder de vereiste vergunningen. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen van oplichting en het onthouden van verzorging aan dieren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting, aangezien de verklaringen van de benadeelden niet overtuigend genoeg waren om de oplichtingsmiddelen te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bewijs was dat de verdachte de nodige verzorging aan de dieren had onthouden, ondanks dat er enkele aandoeningen waren vastgesteld door een dierenarts. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.500 en een voorwaardelijke hechtenis van twee weken, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen dieren gelast, waarbij de hond aan de verdachte werd teruggegeven en de katten aan de medeverdachte.