ECLI:NL:RBDHA:2015:11098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en bewijsvoering van gemaakte kosten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009. Eiseres, die gebruik maakte van de diensten van verschillende gastouderbureaus en een kinderdagverblijf, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder, die het voorschot kinderopvangtoeslag had herzien en vastgesteld op € 6.922. Eiseres stelde dat zij recht had op een hoger bedrag, omdat zij kosten voor kinderopvang had gemaakt. Verweerder had echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten, met name omdat er geen schriftelijke overeenkomsten waren overgelegd en de betalingen niet konden worden aangetoond.

Tijdens de zitting op 28 oktober 2014 heeft eiseres verklaard dat zij alle betalingen giraal had verricht, maar door fraude in bewijsnood verkeerde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en later besloten uitspraak te doen zonder nadere zitting. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij de totale opvangkosten had betaald, en dat verweerder terecht het voorschot had herzien. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van het motiveringsbeginsel was, omdat de uitspraak op bezwaar inging op de door eiseres aangevoerde gronden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/5694

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

en

[P] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 22 februari 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien en vastgesteld op € 6.922.
Eiseres heeft tegen deze herziening een bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2014 het bezwaar deels gegrond verklaard en de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2009 herzien en nader vastgesteld op € 7.276.
Eiseres heeft tegen voormelde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014.
Eiseres is daar in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door
[vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek heropend. Tussen partijen en de rechtbank heeft een briefwisseling plaatsgevonden. Daarna heeft de rechtbank met toestemming van partijen besloten uitspraak te doen zonder nadere zitting.

Overwegingen

Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2. Eiseres heeft in 2009 voor de kinderopvang gebruik gemaakt van de diensten van gastouderbureau [naam 1] en [naam 2] en van het kinderdagverblijf [naam 3] .
3. Op 21 september 2007 heeft eiseres een aanvraag kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2007 ingediend. Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt deze aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor de daaropvolgende berekeningsjaren.
4. Bij beschikking met dagtekening 5 december 2008 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend over het berekeningsjaar 2009 van € 10.157.
5. Bij beschikking van 12 juni 2009 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 gewijzigd in € 12.145.
6. Met dagtekening 31 augustus 2010 heeft verweerder eiseres verzocht een overzicht van de door haar daadwerkelijk gemaakte opvangkosten en jaaropgaven op te sturen. Op
14 september 2010 heeft eiseres hierop gereageerd.
7. Op 25 september 2013 heeft verweerder eiseres verzocht om overzichten van alle financiële transacties met betrekking tot de kinderopvang via gastouderbureau [naam 1] en de overeenkomst met [naam 1] op te sturen.
8. Op 26 september 2013 heeft eiseres het ingevulde antwoordformulier, een jaaropgave van [naam 1] 2009, bankrekeningafschriften en een overeenkomst opgestuurd.
9. Bij beschikking van 22 februari 2014 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 gewijzigd in € 6.922 en het onverschuldigd betaalde voorschot van € 5.223 van eiseres teruggevorderd.
10. Met dagtekening 4 maart 2014 heeft eiseres tegen de herzieningsbeschikking bezwaar ingediend.
11. Op 11 maart 2014 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor 2009 definitief vastgesteld op € 7.027.
12. Met dagtekening 29 april 2014 heeft verweerder eiseres verzocht om een contract met [naam 2] en betaalbewijzen te overleggen waaruit blijkt dat de kosten voor gastouderopvang via [naam 1] en [naam 2] conform de jaaropgave zijn voldaan.
13. Op 9 mei 2014 heeft eiseres het ingevulde antwoordformulier, bankrekeningafschriften en een brief van [naam 2] opgestuurd.
14. Met dagtekening 10 juni 2014 heeft verweerder het bezwaar met betrekking tot de kinderopvang bij de [naam 3] gegrond verklaard en het bezwaar met betrekking tot de gastouderopvang via [naam 1] en [naam 2] ongegrond verklaard.
15. Met dagtekening 25 juni 2014 heeft verweerder de definitieve toekenning kinderopvang 2009 herzien en vastgesteld op € 7.276. Ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het beroep mede geacht te zijn gericht tegen deze herziene beslissing.
Geschil
16. In geschil is of verweerder terecht de kinderopvangtoerslag 2009 heeft herzien en nader vastgesteld op € 7.276. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag 2009 voor de opvang via het gastouderbureau [naam 1] en via het gastouderbureau [naam 2] omdat er geen schriftelijke overeenkomsten zijn overgelegd en er onvoldoende is aangetoond dat eiseres de volledige kosten voor kinderopvang heeft betaald.
17. Eiseres neemt het standpunt in dat het voorschot kinderopvangtoeslag ten onrechte verminderd is omdat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. Daarnaast is zij van mening dat verweerder de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
18. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres geen recht op kinderopvangtoeslag 2009 heeft omdat eiseres geen overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau heeft overgelegd. Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat ze kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt. Verweerder acht voorts het motiveringsbeginsel niet geschonden.
Beoordeling van het geschil
19. Artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) luidt voor zover van belang:
“Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.”
20. Uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang (Wko) volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten (zie ABRvS, 22 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ8833).
21. Naar het oordeel van de rechtbank dient de term ‘te betalen kosten’, zoals opgenomen in artikel 5 van de Wko, te worden opgevat als ‘daadwerkelijk gedane uitgaven, waardoor het vermogen van degene die de uitgaven heeft gedaan, wordt aangetast’. De kinderopvangtoeslag is immers een tegemoetkoming in de kosten, hetgeen betekent dat een deel van de kosten door de belanghebbende zelf moet worden gedragen (de eigen bijdrage). Het is de verantwoordelijkheid van eiseres, als ontvanger van de kinderopvangtoeslag om daartoe een deugdelijke administratie bij te houden (zie ABRvS 29 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5927).
22. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat eiseres had verklaard dat zij alle betalingen giraal had verricht, maar door fraude haar rekening had moeten leeghalen, als gevolg waarvan zij thans in bewijsnood verkeerde met betrekking tot de afschriften waar haar ex-partner wel de beschikking over had. Ook was er sprake van dat de gemeente haar eigen bijdrage had betaald. Desgevraagd heeft zij na de heropening alleen een schriftelijke verklaring overgelegd van de gastouder waarin staat dat er bedragen contant zijn betaald. Een specificatie of nadere onderbouwing van deze betalingen ontbreekt. De bijdrage van de gemeente is aan het kinderdagverblijf [naam 3] overgemaakt.
23. Volgens de jaaropgaven bedroegen de totale kosten over 2009 voor de gastouderopvang€ 6.142,70. Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften volgt dat zij slechts een bedrag van € 4.771,55 aan opvangkosten en bemiddelingskosten heeft betaald. Eiseres heeft geen kwitanties en bewijzen van geldopnames overgelegd ter onderbouwing van de verklaring van mevrouw [gastouder] (de gastouder) dat eiseres tevens contante betalingen heeft gedaan. Daarmee heeft eiseres niet heeft aangetoond dat zij de totale opvangkosten heeft betaald. Verweerder heeft dan ook om die reden terecht net voorschot kunnen herzien en de definitieve toekenning voor het berekeningsjaar 2009 op een lager bedrag vastgesteld (vergelijk ABRvS 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6772).
24. Van schending van het motiveringsbeginsel is geen sprake nu de uitspraak op bezwaar naar het oordeel van de rechtbank ingaat op de door eiseres aangevoerde gronden van bezwaar.
25. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.