ECLI:NL:RBDHA:2015:10518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake inschaling en bezoldiging recherchekundige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een recherchekundige, eiser, en de korpschef van de Politie, verweerder. Eiser, die als zij-instromer met eerdere inkomsten was aangesteld, betwistte de inschaling en bezoldiging die hem was toegekend. Bij besluit van 12 augustus 2014 was eiser medegedeeld dat hij, na het behalen van de vereiste kernopgaven, zou worden ingedeeld in een hogere salarisschaal. Eiser werd met ingang van 8 november 2013 bezoldigd naar schaal 8, maar hij maakte bezwaar tegen dit besluit en de salarisspecificatie van augustus 2014. Verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond en wijzigde de bevorderingsdatum naar 7 november 2013.

Eiser stelde dat hij naast de bevordering ook recht had op een periodieke verhoging in schaal 8, omdat zijn salaris in schaal 8 overeenkwam met het maximum van schaal 6. Verweerder stelde echter dat eiser correct was ingeschaald als aspirant en dat de regelgeving niet van toepassing was op zijn situatie. De rechtbank oordeelde dat de inschaling en toekenning van de periodieke verhoging correct waren uitgevoerd volgens de geldende regelgeving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/1869 AW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: K. Kromhout),
en

de korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.H.A. Nathans).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2014 is eiser medegedeeld dat hij naar aanleiding van het behalen van de vereiste kernopgaven wordt ingedeeld in een hogere salarisschaal. Gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en onder toepassing van artikel 10 van het Bbp is besloten eiser met ingang van 8 november 2013 te bezoldigen naar schaal 8. In de salarisspecificatie van augustus 2014 is vermeld dat eiser bezoldigd wordt volgens schaal 8 trede 7.
Eiser heeft bij brief van 19 september 2014 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en tegen (het besluit dat ten grondslag ligt aan) de salarisspecificatie van augustus 2014.
Bij besluit van 29 januari 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft voorts de bevorderingsdatum, die was vastgesteld op 8 november 2013, gewijzigd in 7 november 2013.
Eiser heeft bij brief van 12 maart 2015, ontvangen per faxbericht op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2015.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek medegedeeld dat onmiddellijk mondeling uitspraak wordt gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij besluit van 29 november 2011 is eiser, zij-instromer met eerdere inkomsten, met ingang van 7 november 2011 aangesteld in de functie van aspirant recherchekundige niveau 5 met daaraan verbonden schaal 6, trede 13. De inschaling vindt plaats op basis van Uitvoeringsregeling van 22 september 2009 behorende bij de nota “Arbeidsvoorwaarden en loopbaanperspectief recherchekundigen, politiekundig bachelors en politiekundig master” van 11 augustus 2009 (hierna: de Nota), te weten als ambtenaar en niet als aspirant.
Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2 Eiser betwist uitdrukkelijk niet de oorspronkelijke inschaling, te weten in schaal 6 trede 13. Het salaris in schaal 8 (de op de recherchekundige toepasselijke salarisschaal) trede 6 komt, volgens eiser, echter overeen met het salaris dat eiser ontving in het maximum van schaal 6, zodat de in artikel 9, achtste lid, van het Bbp beschreven situatie hetzelfde is. Eiser stelt dat hij daarom naast de bevordering op 7 november 2013 een periodieke verhoging had moeten krijgen. Bij de bevordering van eiser met terugwerkende kracht heeft verweerder ten onrechte nagelaten om eiser met ingang van december 2013 een periodieke verhoging in schaal 8 toe te kennen.
3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser conform de regelgeving is aangesteld als aspirant en ingeschaald als ambtenaar. Artikel 9, achtste lid, van het Bbp is niet van toepassing, omdat eiser niet was ingeschaald op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Bbp.
4 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat toepassing van het Bbp in relatie tot de specifieke Nota in dit geval inderdaad leidt tot inpassing in schaal 8. Dit is niet in geschil, in geschil is toekenning van trede 7 per 7 november 2013. Die toepassing leidt evenwel niet tot toekenning van schaal 8 trede 8 per 1 november 2013. Dit volgt per 1 november 2014, zoals ook is gebeurd.
Het betreft hier een speciale categorie functionarissen. Toepassing van het Bbp in relatie tot de Nota betekent in dit geval, naar het oordeel van de rechtbank, dat verweerder terecht op deze manier is gekomen tot inschaling en toekenning van de periodiek.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank heeft partijen ten slotte medegedeeld dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier, op 8 juli 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.