Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[B] ,
[C] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, is de vraag aan de orde of dwangsommen zijn verbeurd door eiseres [A] B.V. omdat zij een eerder vonnis niet voldoende heeft nageleefd. De procedure is gestart door [A] B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. F.M. Oudolf, tegen gedaagden [B] en [C], bijgestaan door advocaat mr. C.R. Angel. De achtergrond van het geschil betreft een erfdienstbaarheid die ten gunste van [B] c.s. is gevestigd en die [A] B.V. verplicht om een pad vrij te houden. In een eerder vonnis van het Gerechtshof Den Haag is [A] B.V. veroordeeld tot het eerbiedigen van deze erfdienstbaarheid en het vrijhouden van het pad van obstakels, met een dwangsom van € 5.000,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 100.000,-.
Na betekening van het arrest door [B] c.s. op 1 juni 2015, hebben zij geconstateerd dat [A] B.V. niet aan de veroordeling heeft voldaan, wat leidde tot de vordering van dwangsommen voor de dagen 5 en 7 juni 2015. [A] B.V. heeft aangevoerd dat zij wel degelijk heeft geprobeerd te voldoen aan de veroordeling, door het pad vrij te maken en te houden, maar dat derden, zoals klanten en leveranciers, tijdelijk auto’s op het pad parkeerden. De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een onoverkomelijke belemmering voor de doorgang op de relevante data.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat [A] B.V. niet in gebreke is gebleven en dat de vordering van [B] c.s. tot het innen van dwangsommen niet kan worden toegewezen. De kosten van het geding zijn voor [B] c.s. en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.