3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Om te oordelen dat verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft gehad, moet worden vastgesteld dat de gedragingen van verdachte roekeloos, dan wel zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam zijn geweest. Hiervoor zijn volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. De rechtbank stelt aan de hand van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 16 januari 2015 reed verdachte als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een personenauto, op de Noordelijke Dwarsweg te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas. Verdachte naderde een kruising met een fietspad, parallel gelegen aan de A12, welke was voorzien van verkeerslichten. Na het kruispunt loopt de Noordelijke Dwarsweg door onder het viaduct van de A12. Op het moment dat verdachte de verkeerslichten passeerde, stak [slachtoffer] op zijn fiets de weg over. Verdachte is omstreeks 15.33 uur frontaal met zijn auto tegen de zijkant van de fiets van [slachtoffer] gebotst.
Op de Noordelijke Dwarsweg geldt normaal gesproken een maximumsnelheid van 60 km/u. Echter, op ongeveer 100 meter voor het kruispunt was een bord met een maximumsnelheid van 30 km/u geplaatst, in combinatie met het bord dat werk in uitvoering aanduidde.
In verdachtes auto bevond zich een ‘dashcam’ welke verdachtes autoreis tot aan de botsing heeft gefilmd. Verbalisant Vermeulen heeft de camerabeelden bekeken en het volgende waargenomen.
Verdachte draait de Noordelijke Dwarsweg op waarna de laagstaande zon direct in de camera schijnt. Op een afstand van ongeveer 200 meter rijdt een voertuig voor verdachte uit. Dit voertuig passeert het verkeerslicht op de kruising voordat dit op rood springt. Het verkeerslicht springt op rood, waarna verdachte de afstand tot zijn voorganger verkleint tot ongeveer 60 meter. Het verkeerslicht straalt nog steeds rood uit en links van het kruispunt is een silhouet zichtbaar van de fietser. De fietser rijdt met zijn voorwiel al op het wegdek van de Noordelijke Dwarsstraat. Dan is de aanrijding te zien.
De rechtbank heeft voornoemde camerabeelden ter terechtzitting bekeken en geconstateerd dat het proces-verbaal van bevindingen een correcte weergave is van hetgeen op de beelden is te zien. Daarnaast heeft de rechtbank het verkeersbord dat een maximumsnelheid van 30 km/u aangeeft, waargenomen.
Verbalisant De Goeij reed op de dag van het ongeval omstreeks 16.00 uur de Noordelijke Dwarsweg op richting het kruispunt. Hij zag dat de zon vrij hoog stond en fel scheen. Doordat de zon recht in zijn richting en gezicht scheen werd zijn gezichtsveld belemmerd.
Verbalisanten Van Dijk en Van Meel hebben de dag na het ongeval omstreeks het tijdstip van het ongeval op de Noordelijke Dwarsweg richting het kruispunt gereden. Zij merkten direct dat de zon scheen en dat het zonlicht erg fel was. De zon stond recht voor hen en scheen in hun richting. Door deze felle zon werd het gezichtsveld belemmerd en konden zij niet de hele weg overzien.
Blijkens de Verkeersongevallenanalyse reed verdachte de laatste 40,5 meter voor de stopstreep van het kruispunt gemiddeld 60 km/u. Op het moment dat verdachte de verkeerslichten passeerde, stond dat verkeerslicht tenminste vijf seconden op rood.
Verdachte heeft verklaard dat hij de laagstaande zon in zijn gezicht kreeg toen hij de Noordelijke Dwarsweg opdraaide en dat hij hiervan ook last had. Verdachte droeg geen zonnebril en heeft de zonneklep van de auto naar beneden gedaan. Hij heeft het 30 km/u-verkeersbord niet gezien en zag op enig moment dat het verkeerslicht van het kruispunt op oranje sprong. Verdachte heeft de inschatting gemaakt dat hij nog door het oranje licht kon rijden. Hij heeft [slachtoffer] , voordat verdachte met hem in botsing kwam, niet gezien.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op het gas heeft getrapt om het oranje licht te halen.Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij het gas inderdaad heeft ingetrapt, maar dat hij niet merkte dat de auto sneller begon te rijden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het oordeel dat sprake is van roekeloosheid, moet de rechtbank beoordelen of uit bovengenoemde feiten en omstandigheden is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het hiervoor weergegeven verkeersgedrag van verdachte niet als roekeloos kan worden aangemerkt.
Uit het vastgestelde verkeersgedrag concludeert de rechtbank, anders dan de verdediging, wel dat verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer alsmede de verkeerssituatie.
Verdachte had immers, direct toen hij de Noordelijke Dwarsstraat opdraaide, last van de laagstaande zon. In plaats van zijn snelheid aan te passen aan het slechte zicht en deze te matigen, is hij daarna met onverminderde snelheid - enkele honderden meters richting het kruispunt gereden, waar hij naar eigen zeggen zelfs extra gas heeft gegeven om nog ‘oranje te kunnen halen’. Over de laatste 40,5 meter voor de stopstreep bedroeg zijn snelheid gemiddeld 60 km/u. Verdachte heeft niet gezien dat het verkeerslicht, toen hij dat passeerde, tenminste reeds vijf seconden rood uitstraalde terwijl hij dit wel heeft moeten kunnen zien, gelet op zijn eerdere waarneming dat het verkeerslicht op oranje sprong. Tot slot heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer] ook in het geheel niet gezien tot het moment dat verdachte met hem in botsing kwam. Anders dan de raadsman is de rechtbank voorts van oordeel dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid 30 km/u bedroeg, welke verdachte heeft overschreden. Dat het verkeersbord dat deze maximumsnelheid aangaf wellicht reeds weggehaald had moeten zijn, omdat de wegwerkzaamheden al enige tijd geleden waren afgerond, disculpeert verdachte niet. Verdachte had zich dus aan die maximumsnelheid moeten houden.
De rechtbank komt op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden tot de conclusie dat het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend is aan te merken, en dat daardoor het aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer [slachtoffer] is gedood.