ECLI:NL:RBDHA:2015:10100
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van buitengebruikstelling van voertuigen in het kader van administratieve sancties
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een loodgieter, en de Staat der Nederlanden. De eiser vorderde de opheffing van de buitengebruikstelling van zijn auto en aanhangwagen, die door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) was opgelegd vanwege onbetaalde administratieve sancties. De eiser stelde dat de buitengebruikstelling paulianeus was, omdat deze hem benadeelde in het kader van een schuldenregeling met zijn schuldeisers. De Staat voerde verweer en stelde dat de buitengebruikstelling rechtmatig was, aangezien de eiser zijn administratieve sancties niet had voldaan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de buitengebruikstelling van de auto en aanhangwagen rechtmatig was toegepast. De rechter stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de sancties te voldoen en dat de Staat bevoegd was om over te gaan tot buitengebruikstelling. De rechter wees erop dat de kennisgeving van de buitengebruikstelling niet naar het juiste adres was gestuurd, maar dat dit de rechtsgeldigheid van de buitengebruikstelling niet aantastte. De eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de buitengebruikstelling in strijd was met het beslagverbod op beroepsgereedschap.
Uiteindelijk werd de vordering van de eiser in zijn geheel afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden van de Staat om administratieve sancties te handhaven door middel van dwangmiddelen zoals buitengebruikstelling, en de noodzaak voor eisers om hun stellingen voldoende te onderbouwen.