Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
&
zaaknummer / rolnummer: C/09/454908 / HA ZA 13-1311
hoofdzaakmet zaaknummer / rolnummer: C/09/447037 / HA ZA 13-804
vrijwaringszaakmet zaaknummer / rolnummer: C/09/454908 / HA ZA 13-1311 van:
3 Remco [C], wonende te [woonplaats],gedaagde,niet verschenen,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. O.P. van Tricht te Utrecht.
1.Het verloop in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van DL van 5 juli 2013, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens houdende conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijke) conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in het incident van 9 oktober 2013, waarbij [A] is toegestaan Piquasto, [B], Doordacht Design VOF (de VOF waarvan [C] vennoot was, de VOF hierna te noemen: Doordacht) en [F] in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaardingen in de vrijwaringsprocedure van 12 november 2013, met producties;
- de conclusies van antwoord in de vrijwaringsprocedure van Piquasto (met producties),en van [B] en [F] (met productie);
- het tussenvonnis van 5 maart 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 juni 2014 en de daarin genoemde processtukken.
2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
De som van de 23 facturen bedraagt € 2.670.871,28. Alle factuurbedragen zijn vanaf bankrekeningnummer 022.37.47.262 ten name van “Delta Lloyd Vastgoed” aan de diverse aannemers voldaan. Op alle facturen was vermeld dat werkzaamheden waren verricht aan panden van de Delta Lloyd-groep.
3.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
4.Het geschil in de vrijwaringszaak
5.De beoordeling van de hoofdzaak
De rechtbank stelt vast dat het [A] is geweest die een essentiële rol heeft gespeeld bij de indiening van deze valse facturen bij DL, met het opzet dat deze betaald zouden worden door DL, zoals ook is gebeurd. De stukken die in dit geding zijn overgelegd wekken geenszins de indruk dat [A] niet wist welke bedragen werden gefactureerd, maar eerder dat [A] juist exact wist welke facturen door de aannemers werden gezonden. De verklaring van de heer [D] namens Piquasto (ter comparitie, in de vrijwaringszaak) schraagt dit beeld nadrukkelijk: Piquasto factureerde DL conform aan [A] uitgebrachte offertes voor werkzaamheden die werden verricht aan panden van [A] of QRE.
heeft zijn betoog over het “opgeklopte deel” van facturen overigens niet in het minst aan de hand van concrete feiten of omstandigheden heeft onderbouwd. Maar zelfs in het uiterst onwaarschijnlijke geval dat [A] niet of niet steeds exact op de hoogte is geweest van de bedragen die aannemers bij DL factureerden nadat hij de informatie omtrent de tenaamstelling en beschrijving van hun facturen aan de aannemers had doorgegeven, geldt dat hij voor de volledige omvang van de daardoor veroorzaakte schade aansprakelijk is. In dat geval geldt immers dat hij door de aannemers te instrueren hoe de valse facturen aan te leveren bij DL, zonder toe te zien op de hoogte van de gefactureerde bedragen, bewust het risico heeft genomen dat de vooral door zijn toedoen toch al ‘valse’ facturen bovendien nog ‘opgeklopt’ of ‘opgehoogd’ zouden worden. Ook voor deze mogelijke ‘ophogingen’ is hij aansprakelijk. Anders gezegd: ook tussen het onrechtmatig gedrag van [A] en het beweerdelijk ‘opgeklopte’ deel van de valse facturen bestaat causaal verband, zowel voor wat betreft de vestiging van de aansprakelijkheid (condicio sine qua non-verband; artikel 6:162 BW) als voor de omvang van de aansprakelijkheid (artikel 6:98 BW).
DL stelt dat zij van [B] facturen heeft ontvangen tot een bedrag van € 492.089 exclusief BTW, terwijl daar geen werkzaamheden voor DL tegenover hebben gestaan. [B] heeft op basis van een met DL gesloten vaststellingsovereenkomst € 160.000 betaald en heeft een vordering van € 85.000 op [A] gecedeerd aan DL. De rechtbank begrijpt dat die laatste vordering niet, althans niet geheel, is geïncasseerd. De facturen 47 en 48, die deel uitmaken van de vordering van DL in deze procedure, zijn afkomstig van [B] en bedragen in totaal € 187.690.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in de procedure die DL bij deze rechtbank voert tegen de vader van [A] nog geen vonnis is gewezen, zodat aangenomen moet worden dat DL van de vader van [A] ook (nog) geen betalingen heeft ontvangen. Uiteraard zal DL, indien zij verschillende executoriale titels verkrijgt die haar de bevoegdheid geven verhaal te nemen op het vermogen van verschillende hoofdelijk verbonden personen voor de vergoeding van dezelfde schade, rekening moeten houden met hetgeen zij van de één ontvangen heeft bij het verhaal op het vermogen van de ander (artikel 6:7 BW), op straffe van misbruik van executiebevoegdheid. De rechtbank acht het niet nodig daarvoor een bijzondere voorziening in dit vonnis te treffen.
conventievolledig toewijsbaar is.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van DL tot aan de uitspraak te begroten op:
€ 3.715 wegens griffierecht, en op
€ 6.422 +wegens advocaatkosten (2 punten x tarief VIII à € 3.211 per punt)
€10.231,79
6.De beoordeling van de vrijwaringszaak
Conform de conclusie van antwoord van [B] en [F] zal een veroordeling tot betaling van wettelijke rente over de proceskosten, en een veroordeling in de nakosten, worden uitgesproken. Op verlangen van Piquasto zal over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente worden toegewezen. Zowel [B] en [F] als Piquasto hebben verzocht de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; aldus zal de rechtbank beslissen.
7. De beslissing