Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het in dit incident gewezen tussenvonnis van 14 mei 2014;
- de akte in het incident van elk van partijen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om een bevoegdheidsincident in een geschil tussen verschillende rechtspersonen met betrekking tot intellectueel eigendomsrecht. De eisers, FGUP VO SOJUZPLODOIMPORT en andere, gevestigd in Moskou, Rusland, stelden dat de merkregistraties van de gedaagden, waaronder Spirits International B.V. en Spirits Product International Intellectual Property B.V., te kwader trouw waren verkregen. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring van deze merkregistraties, en of de EEX-Verordening of het BVIE van toepassing was.
De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 mei 2014 al enkele vragen over de bevoegdheid behandeld, maar de eisers stelden dat de relatieve bevoegdheid van de rechtbank kon worden aangenomen op basis van artikel 6 lid 1 EEX-Vo of artikel 107 Rv. De gedaagden, daarentegen, voerden aan dat de rechtbank te Rotterdam exclusief bevoegd was. De rechtbank overwoog dat er sterke verwevenheid bestond tussen de zaken, maar dat dit niet voldoende was om de bevoegdheid op basis van artikel 6 lid 1 EEX-Vo vast te stellen.
De rechtbank besloot om prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van de EEX-Vo en het BVIE, aangezien de beantwoording van deze vragen van groot belang was voor de praktijk. De rechtbank hield de beslissing aan en verwees de zaak naar de rol van 27 augustus 2014 voor akte in het incident. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 juli 2014 door mr. P.G.J. de Heij in aanwezigheid van de griffier.