ECLI:NL:RBDHA:2014:9602
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kinderopvang op sociaal-medische grondslag door gemeente Gouda
In deze zaak gaat het om de aanvraag van verzoekers [A] en [B] voor bijzondere bijstand voor kinderopvang op sociaal-medische grondslag, afgewezen door de gemeente Gouda. De aanvraag werd ingediend op 24 maart 2014, maar op 28 april 2014 werd deze afgewezen op basis van de draagkracht van verzoekers. De gemeente stelde dat verzoekers voldoende financiële middelen hadden om de kosten zelf te dragen, zonder te onderzoeken of er sprake was van een sociaal-medische indicatie die de kosten noodzakelijk maakte. Dit is in strijd met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die vereist dat eerst wordt beoordeeld of de kosten zich voordoen en noodzakelijk zijn, voordat naar de draagkracht wordt gekeken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen. De beleidsregels van de gemeente geven aan dat rekening moet worden gehouden met de draagkracht, maar dit betekent niet automatisch dat bij voldoende draagkracht de aanvraag moet worden afgewezen. Bovendien is niet getoetst aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ondanks dat verzoekers zich op individuele omstandigheden beroepen. De voorzieningenrechter heeft daarom bepaald dat de gemeente uiterlijk op 29 augustus 2014 moet beslissen op het bezwaar van verzoekers, met inachtneming van de noodzakelijke onderzoeken naar de sociaal-medische indicatie en de financiële situatie van verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente het door verzoekers betaalde griffierecht van € 45,- moet vergoeden, gezien de rechtmatigheidsgebreken in het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 augustus 2014, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.