ECLI:NL:RBDHA:2014:9582
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een rijksmonument in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. [A], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Het betreft een beroep tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van de onroerende zaak, een rijksmonument, is vastgesteld op € 1.055.000 per waardepeildatum 1 januari 2012. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2013. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser heeft aangevoerd dat de vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar zijn en dat er geen rekening is gehouden met het waardedrukkende effect van de rijksmonumentstatus. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar bij de waardebepaling rekening heeft gehouden met de relevante factoren en dat de waarde van de woning in overeenstemming is met de marktwaarde. De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.