ECLI:NL:RBDHA:2014:9402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
C-09-463216 KG ZA 14-394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende hechtenis bij niet voldoen aan schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, die veroordeeld was voor oplichting, vorderde dat de vervangende hechtenis niet ten uitvoer zou worden gelegd. Eiseres was niet in staat om de opgelegde schadevergoedingsmaatregel van € 5.596,-- te voldoen, en had een betalingsregeling getroffen met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), maar deze was niet nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet onrechtmatig was, ook al was eiseres in betalingsonmacht. De gevolgen van detentie voor eiseres, zoals verlies van haar uitkering en woning, werden als risico's van haar eigen handelen beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving vereist dat veroordelingen, inclusief schadevergoedingsmaatregelen, spoedig ten uitvoer worden gelegd. Eiseres had geen recht op elektronische detentie of een regeling om de hechtenis in de weekenden uit te zitten, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/463216 / KG ZA 14-394
Vonnis in kort geding van 9 mei 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. F. Heidinga te Almere,
tegen:
de Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.C. van Graafeiland te Den Haag.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 april 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Bij onherroepelijk vonnis van 11 februari 2010 heeft de rechtbank Amsterdam eiseres veroordeeld voor, kort gezegd, oplichting. Aan eiseres is naast een werkstraf tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor een bedrag van € 5.596,--, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarbij is bepaald dat, kort gezegd, in het geval niet (volledig) wordt betaald, onder handhaving van de betalingsverplichting, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 62 dagen. Eisers heeft op voormeld bedrag een bedrag van € 1.130,- afgelost. Inclusief verhogingen en/of administratiekosten is eiseres thans nog een bedrag van € 7.013,32 verschuldigd. Er resteren nog 58 dagen vervangende hechtenis.
1.2.
Na door het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) te zijn aangemaand, heeft eiseres op 6 maart 2011 verzocht om een betalingsregeling te treffen. Het CJIB heeft bij brief van 21 maart 2011 meegedeeld, kort gezegd, dit in overweging te willen nemen als eiseres alle informatie over haar inkomsten en uitgaven overlegt. Omdat deze informatie niet is verstrekt, heeft het CJIB de incasso aan een deurwaarder uit handen gegeven. Eiseres heeft vervolgens met deze deurwaarder een betalingsregeling getroffen.
1.3.
De getroffen betalingsregeling(en) is eiseres niet (volledig) nagekomen. Op 2 augustus 2013 heeft de deurwaarder per e-mail aan eiseres bericht dat gebleken is dat zij de regeling niet, althans niet tijdig nakomt, zodat het restant van de vordering in zijn geheel ineens opeisbaar is geworden. Daarbij is tevens meegedeeld dat de deurwaarder opdracht heeft gekregen verdere gerechtelijke maatregelen tegen eiseres te nemen.
1.4.
Eiseres heeft in de gemeentelijke basisadministratie van [woonplaats] laten registreren dat zij vanaf 27 januari 2014 woonachtig is op het adres [adres 1] te [woonplaats] in plaats van op haar vorige adres [adres 2] te [woonplaats].
1.5.
Op 24 februari 2014 is door de politie Midden-Nederland een brief verzonden naar het adres [adres 2] te [woonplaats] ter attentie van eiseres, met als onderwerp: arrestatiebevel. Deze brief houdt, kort gezegd, het bericht in dat het CJIB geen volledige betaling heeft ontvangen ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel, dat de zaak uit handen is gegeven aan de politie om het vonnis van 11 februari 2010 ten uitvoer te leggen en dat aanhouding kan worden voorkomen door de boete alsnog onmiddellijk te voldoen.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, gedaagde te verbieden de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen en gedaagde te verplichten om eiseres de vervangende hechtenis door middel van elektronische detentie uit te laten zitten, dan wel gedaagde te verplichten om eiseres de vervangende hechtenis in de weekenden uit te laten zitten, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2.
Daartoe voert eiseres, samengevat, het volgende aan. Als gevolg van financiële problemen zag zij op een gegeven moment geen andere uitweg dan het met vervalste salarisspecificaties aanvragen van een lening, zodat zij het nodige kon verschaffen voor haarzelf maar met name voor haar baby. De veroordeling hiervoor is terecht. Zij is hierdoor echter verder in de problemen geraakt. Zij is haar baan verloren, had geen vast adres en kwam daardoor niet in aanmerking voor een uitkering. Hierdoor zijn er veel schulden ontstaan. Medio 2012 ging het beter. Toen heeft eiseres een parttime baan gekregen, een huurwoning en een uitkering en heeft zij getracht om zoveel mogelijk schulden, waaronder de schadevergoedingsmaatregel, af te lossen. Vanwege ernstige gezondheidsklachten was eiseres op enig moment echter niet meer in staat haar parttime baan uit te oefenen. Vervolgens is zij begin 2013 bevallen van haar tweede kind. Hij had vanwege gezondheidsklachten speciale voeding nodig. Vanwege het gebrek aan financiële ruimte kon eiseres toen niet meer alle schulden aflossen en ook de betalingsregeling met de deurwaarder ter zake de schadevergoedingsmaatregel niet meer nakomen. Vanwege de medische klachten van eiseres kan zij haar inkomen niet vergroten en de schulden belopen thans meer dan € 37.000,-. Er is bij haar dan ook geen sprake van betalingsonwil maar van betalingsonmacht. De gevolgen van de detentie zijn voor eiseres schrijnend. Detentie zal er toe leiden dat eiseres haar uitkering verliest en ook haar woning, aangezien zij zonder uitkering de huur niet meer kan betalen. Voorts zullen haar kinderen tijdens, en waarschijnlijk ook nog na, de detentie door een pleeggezin moeten worden opgevangen, omdat zij geen sociaal netwerk heeft. Al het vorenstaande in aanmerking nemende, handelt gedaagde onrechtmatig door de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen op de wijze als thans voorgestaan. Voorts is relevant dat eiseres pas medio maart op de hoogte is geraakt van het arrestatiebevel. De brief van de politie is naar haar oude adres gegaan. Daardoor is zij niet in de gelegenheid geweest om een en ander met haar budgetbeheerder te bespreken en een concreet betalingsaanbod te doen. Zij wil daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
2.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens haar handelt. Daarmee is in de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vordering gegeven. Aangezien onvoldoende is gebleken dat tegen de beslissing om met de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis aan te vangen een andere met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang openstaat dan die bij de burgerlijke rechter is eiseres ontvankelijk in haar vordering.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het wettelijke stelsel ligt besloten dat een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen – zoals in dit geval – geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, niet alleen mag, maar ook ten uitvoer moet worden gelegd en wel zo spoedig mogelijk. Een en ander geldt ook voor de executie van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat uitstel van betaling kan worden verleend, dan wel betaling in termijnen kan worden toegestaan. In opdracht van het Openbaar Ministerie is het CJIB belast met de executie van een dergelijke maatregel. De wijze waarop het CJIB dat doet, is vastgelegd in de ‘Aanwijzing executie’ (Staatscourant 2013, 5170), hierna genoemd: de aanwijzing. Bij het bepalen van de wijze en het moment waarop de vervangende hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd, komt de officier van justitie een grote mate van beleidsvrijheid toe. In kort geding kunnen deze beslissingen slechts marginaal worden getoetst.
3.3.
Eiseres heeft gemotiveerd gesteld dat zij het nog openstaande bedrag van de schadevergoedingsmaatregel momenteel niet kan betalen. Die stelling kan haar echter niet baten. Vervangende hechtenis wordt immers niet slechts ten uitvoer gelegd in het geval de betrokkene onwillig is om te betalen, maar ook in situaties waarin de veroordeelde niet in staat is de schadevergoedingsmaatregel te voldoen. Betalingsonmacht maakt de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis dan ook niet onrechtmatig, zoals gedaagde terecht in het kader van zijn verweer naar voren heeft gebracht.
3.4.
De door eiseres geschetste onwenselijke gevolgen van haar detentie voor haar woning, uitkering en kinderen, zoals onder 2.2. weergegeven, betreffen gevolgen waarmee een ieder die in hechtenis wordt opgenomen kan worden geconfronteerd en die voor eigen rekening en risico komen van eiseres. Die gevolgen, hoe ingrijpend deze voor eiseres ook zijn, maken de tenuitvoerlegging van de maatregel evenmin onrechtmatig. Indien de minderjarigen niet binnen het sociale netwerk van eiseres kunnen worden opgevangen, zal een beroep moeten worden gedaan op een vorm van jeugdhulpverlening.
3.5.
Volgens eiseres zou gedaagde haar onder de gegeven omstandigheden in ieder geval nog enige tijd moeten gunnen om met haar budgetbeheerder uit te zoeken of zij een betalingsvoorstel kan doen. Gedaagde is niet bereid eiseres die tijd te geven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan gedaagde, in het licht van hetgeen in de aanwijzing is bepaald, in dit kader geen onrechtmatig handelen worden verweten. Hierbij is het volgende van belang.
3.6.
Gedaagde heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het CJIB heeft gehandeld conform het in de aanwijzing neergelegde beleid. Eiseres is door toezending van een acceptgiro en twee aanmaningen in de gelegenheid gesteld de schadevergoedingsmaatregel te voldoen, vervolgens is de incassofase gestart, waarna – omdat de incasso onvoldoende financieel resultaat opleverde – op 23 januari 2014 een waarschuwing arrestatiebevel is uitgevaardigd. Al deze stukken worden automatisch gegenereerd en naar het adres verzonden waar de betrokkene op dat moment volgens de GBA staat ingeschreven, aldus gedaagde. Dit is door eiseres niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling ter zitting dat zij veel stukken niet heeft ontvangen, hetgeen te wijten kan zijn aan vele verhuizingen en een periode waarin zij dakloos was, is hiervoor onvoldoende. Indien eiseres in een dergelijke periode stukken, die worden verzonden naar het juiste adres, niet goed ontvangt, komt dat voor haar rekening en risico. Van de onder 1.5 genoemde brief van de politie staat wel vast dat deze naar een oud adres is verzonden. Dit is door gedaagde erkend. Gedaagde heeft echter toegelicht dat dat een brief betreft die door de politie is verzonden nadat voormelde stukken reeds correct door het CJIB zijn verzonden en nádat de politie heeft gepoogd om eiseres aan te houden. Dat maakt dan ook niet dat gedaagde niet conform de aanwijzing heeft gehandeld zoals hiervoor weergegeven.
3.7.
In de aanwijzing staat verder dat een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling in beginsel niet in behandeling wordt genomen als de vervaldatum van de tweede aanmaning is verstreken als ook voor vorderingen waarvoor een waarschuwing arrestatiebevel is uitgevaardigd. Beide omstandigheden doen zich hier voor. Daarnaast zijn in de aanwijzing termijnen opgenomen waarbinnen betaling moet zijn gerealiseerd (kort gezegd: in beginsel binnen twaalf maanden, in bijzondere gevallen te verlengen tot maximaal 36 maanden, waarbij van dit laatste slechts in uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken). Daarbij moet er echter hoe dan ook uitzicht bestaan op volledige voldoening van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel binnen een redelijke termijn. Eiseres heeft echter niet gesteld dat dat uitzicht er is, laat staan dat dat aannemelijk is geworden. Het niet ingaan door gedaagde op het verzoek van eiseres om haar de gelegenheid te geven een betalingsvoorstel te doen, kan dan ook niet als onrechtmatig worden beschouwd.
3.8.
Alsdan resteren de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis door middel van elektronische detentie dan wel alleen in de weekenden. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van gedaagde dat eiseres niet kan worden ontvangen in die vorderingen. De rechtsgang die eiseres volgens gedaagde kan volgen (het indienen van een verzoek bij de selectiefunctionaris en de mogelijkheid van beroep daartegen bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing) betreft immers een rechtsgang waar alleen vanuit detentie gebruik van kan worden gemaakt, terwijl eiseres nu juist een beslissing wenst voordat zij gedetineerd raakt. Eiseres zal derhalve worden ontvangen in deze vorderingen.
3.9.
Voor zover de vordering ziet op elektronische detentie is deze niet toewijsbaar, nu hiervoor een wettelijke basis ontbreekt. Voor zover eiseres met haar vorderingen het oog heeft gehad op deelname aan een penitentiair programma worden deze reeds afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan diverse vereisten die artikel 4 van de Penitentiaire Beginselenwet stelt aan een dergelijke deelname, waaronder het vereiste dat deelname plaatsvindt in aansluiting op een verblijf in een penitentiaire inrichting en dat de gedetineerde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste zes maanden.
3.10.
De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen en eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.424,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 608,-- aan griffierecht;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2014.
ts