Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 april 2014 in de zaak tussen
Gemeente [X], gevestigd te [P], eiseres
Procesverloop
Bij uitspraak van 23 augustus 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Bij beschikking van 7 augustus 2013 heeft verweerder het met het bezwaar samenhangende verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard.
[B] en [C]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
[D], [E] en [F].
Overwegingen
3. In 1994 is de Stichting Regionale Organisatie Gehandicaptenvoorzieningen Nieuwe Waterweg Noord opgericht (de Stichting). De Stichting heeft tot doel het uitvoeren van de gemeentelijke verplichtingen van de gemeenten op grond van de Wvg.
Artikel 3, onderdeel b, van de statuten luidt:
- het in standhouden van een uitvoerende organisatie en een bureau;
- het ondersteunen van de beleidsvoorbereiding;
- het uitvoeren van het beleid en het verantwoorden daarvan in opdracht van het orgaan.”
met c) luidt:
a. het gebruik van het Aanvullend Openbaar Vervoer;
In artikel 3.1, eerste en derde lid, van het financieel besluit is het volgende bepaald.
3. a) Tarieven van een tele-taxirit voor Wvg-pashouders
Voor bestemmingen binnen het gebied [gemeenten] een opstaptarief van
€ 0,50 en voor iedere zone van het openbaar vervoer € 0,50.
Voor bestemmingen buiten het gebied [gemeenten] voor de eerste zone
€ 0,50 plus een opstaptarief van € 0,50 en voor iedere verdere zone van het openbaar vervoer € 1,50;
b) Tarieven van een tele-taxirit voor niet-Wvg-pashouders
Voor bestemmingen binnen het gebied [gemeenten] een opstaptarief van
€ 3,00 en voor iedere zone van het openbaar vervoer € 3,00.
Voor bestemmingen buiten het gebied [gemeenten] voor de eerste zone
€ 3,00 plus een opstaptarief van € 3,00 en voor iedere verdere zone van het openbaar vervoer € 3,00;”
1. Op grond van deze overeenkomst wordt aan vervoerder de opdracht verstrekt om ten behoeve van opdrachtgever het AOV uit te voeren, tegen betaling en onder de in deze overeenkomst gestelde voorwaarden.
Van Hilten van 29 januari 2014, ECLI:NL:PHR:2014:54). Van een economische activiteit is sprake als de desbetreffende handeling een onder bezwarende titel verrichte levering of dienst is en geen sprake is van incidenteel handelen.
Uit artikel 3.1 van het financieel besluit volgt dat de door de gehandicapten betaalde eigen bijdrage een voor de specifieke prestatie overeengekomen vergoeding is, die rechtstreeks verband houdt met het aantal gereden zones binnen en/of buiten de bebouwde kom. Hieruit leidt de rechtbank af dat er een rechtstreeks verband is tussen de prestatie en de eigen bijdrage van de gehandicapten. Dat de door de gehandicapten betaalde eigen bijdrage economisch bezien een te lage prijs is, is daarbij niet relevant nu het karakter van de omzetbelasting het consumptieve verbruik en dus de daadwerkelijke vergoeding beoogt te treffen en niet de werkelijke economische tegenwaarde. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat de omstandigheid dat in voorkomend geval op grond van de verordening door eiseres een financiële tegemoetkoming aan de gehandicapte kan worden gegeven voor de door hem gemaakte vervoerskosten, tot gevolg heeft dat de door de gehandicapte betaalde eigen bijdrage symbolisch wordt. Nog afgezien van het feit dat niet is gebleken dat dergelijke financiële tegemoetkomingen daadwerkelijk zijn verstrekt, brengt de enkele omstandigheid dat de kosten van de eigen bijdrage wellicht achteraf kunnen worden bestreden uit een gemeentelijke bijdrage niet mee dat sprake is van (nagenoeg) gratis vervoer. Dit doet immers niet af aan het feit dat de gehandicapte zonder voldoening van de eigen bijdrage geen gebruik kan maken van het AOV.
Teruggaafverzoek/bezwaar26. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres voor zover het de voldoening overtreft tevens aangemerkt als een verzoek om teruggaaf en dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend. Nu verweerder ter zake nog geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan en overigens niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht, moet het beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing op dat verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beslissing
op het verzoek om teruggaaf;
plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;