Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2014 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW), en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een uitkering ontvangen over de periode van 1 juni 2012 tot en met 10 februari 2013, maar het UWV heeft vastgesteld dat zij niet alle gewerkte uren had doorgegeven, waardoor zij een te hoge uitkering had ontvangen. Het UWV heeft daarop de uitkering herzien en een bedrag van € 1.983,76 teruggevorderd, alsook een boete opgelegd van hetzelfde bedrag wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV heeft de boete verlaagd naar € 1.776,20.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het UWV, waarbij zij aanvoert dat zij haar inlichtingenplicht niet heeft geschonden en dat de boete niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht inderdaad heeft geschonden, maar heeft ook geoordeeld dat de opgelegde boete in strijd is met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de boete gebaseerd was op het nieuwe, strengere boeteregime dat van toepassing was na 1 januari 2013, terwijl de overtreding zich grotendeels vóór deze datum had voorgedaan.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond verklaard, de boete herzien en vastgesteld op € 420,-, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juli 2014 en er staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.