ECLI:NL:RBDHA:2014:8899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boeteoplegging ingevolge de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die was opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan eiser. De boete van € 1.140,-- was opgelegd omdat eiser zijn pensioeninkomsten niet had opgegeven, wat leidde tot een onterecht ontvangen uitkering op basis van de Toeslagenwet. Eiser, die sinds 30 april 2006 een uitkering ontving, had in 2012 een pensioen ontvangen van de Stichting Pensioenfonds van de ABN AMRO Bank N.V. en had deze inkomsten niet gemeld aan het Uwv. Het primaire besluit tot boeteoplegging werd door het Uwv gehandhaafd, ondanks het bezwaar van eiser dat hij in verwarring was gebracht door een eerdere communicatie van het Uwv.
De rechtbank oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de hoogte van de boete niet in overeenstemming was met het overgangsrecht van de Wet aanscherping. De rechtbank stelde vast dat de boete voor de overtredingen begaan in 2012 op basis van het oude boetestelsel moest worden vastgesteld, wat resulteerde in een lagere boete. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde de boete vast op € 590,--, rekening houdend met de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van eiser. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht door het Uwv moest worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun financiële situatie tijdig te melden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank heeft de belangen van eiser afgewogen tegen de wettelijke verplichtingen en de noodzaak van handhaving van de wetgeving.