ECLI:NL:RBDHA:2014:8784
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- D.C. Laagland
- B. Meijer
- S. van Groningen
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bijzondere uitkering op grond van de Regeling Ereschuld met restantvordering uit schuldhulpverlening
In deze zaak gaat het om de verrekening van een bijzondere uitkering van € 75.000,- op grond van de Regeling Ereschuld met een restantvordering van € 153.617,16 uit schuldhulpverlening. Eiser, een voormalig kolonel-arts, heeft in het verleden te maken gehad met posttraumatische stressstoornis (PTSS) na uitzendingen naar Bosnië. Bij besluit van 1 oktober 2012 heeft de minister van Defensie eiser een bijzondere uitkering toegekend, maar deze verrekend met de schuld uit schuldhulpverlening. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de minister ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 17 juli 2014 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de verrekening in strijd is met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de restantvordering uit schuldhulpverlening niet direct in haar geheel opeisbaar is. De rechtbank stelt vast dat de schuld van eiser is ontstaan in het kader van een vaststellingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat eiser de schuld in termijnen van € 250,- per maand zou aflossen. De rechtbank concludeert dat de minister niet bevoegd was om tot verrekening over te gaan, omdat de geldschuld niet in zijn geheel direct opeisbaar is en de belangen van eiser niet in redelijkheid zijn afgewogen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit voor zover het de verrekening betreft. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.