ECLI:NL:RBDHA:2014:8497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang tot informatie op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser had verzocht om toegang tot bepaalde documenten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv). Het primaire besluit van de minister, waarin een deel van het verzoek werd toegewezen en een inzagedossier van 150 pagina's werd verstrekt, werd door de eiser betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bij het bestreden besluit het bezwaar van de eiser deels gegrond heeft verklaard, maar dat de minister niet verplicht was om alle gevraagde informatie te verstrekken, vooral niet als dit de nationale veiligheid zou kunnen schaden.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat de minister ten onrechte geen volledige inzage heeft gegeven in de gevraagde B-bulletins. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geheimhouding van bronnen en werkwijzen van de AIVD gewaarborgd moest blijven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet verdergaande inspanningen hoefde te verrichten dan het archiefonderzoek dat al was gedaan en dat het niet nodig was om bij derden navraag te doen over de gevraagde documenten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat de weigering om bepaalde informatie te verstrekken voldoende gemotiveerd was en in overeenstemming met de Wiv. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.