ECLI:NL:RBDHA:2014:8412
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Erfbelasting en de geldigheid van een vaststellingsovereenkomst na wetswijziging
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2014, staat de vraag centraal of partijen gebonden zijn aan een vaststellingsovereenkomst die is gesloten ter bepaling van de waarde van woningen voor de heffing van erfbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag erfbelasting die is opgelegd na het overlijden van haar vader in 2010. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de waarde van de woningen vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), maar eiseres betwist deze waarde en stelt dat de vaststellingsovereenkomst, die is gesloten met de Belastingdienst, bindend is.
De rechtbank overweegt dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten op 1 april 2010, na de wetswijziging van 1 januari 2010, die de waardering van woningen voor erfbelasting regelt. Eiseres stelt dat er onzekerheid bestond over de waarde van de woningen, wat aanleiding gaf tot het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst geldig is, ondanks de wetswijziging, omdat partijen de mogelijkheid hebben om een andere waarde overeen te komen dan de WOZ-waarde. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en vermindert de aanslag tot een bedrag van € 188.219, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiseres vergoedt tot een bedrag van € 1.460.
De rechtbank concludeert dat de vaststellingsovereenkomst niet in strijd is met dwingend recht en dat de gemaakte afspraken tussen partijen geldig zijn. De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor partijen om onderling overeenkomsten te sluiten, zelfs na wijzigingen in de wetgeving, zolang er geen strijd is met de goede zeden of openbare orde. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de proceskostenveroordeling in het voordeel van eiseres vastgesteld.