Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juli 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
CZ Zorgkantoren, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2. Zoals deze rechtbank in haar tussenuitspraak van 12 februari 2014 heeft geoordeeld, berust het bestreden besluit van 23 juli 2013 niet op een deugdelijke motivering. Voor een onderbouwing van dit oordeel verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak. De rechtbank heeft verweerder daarom – in het kader van de zogeheten bestuurlijke lus – in de gelegenheid gesteld de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen, of een wijzigingsbesluit te nemen waarmee aan eisers beroep tegemoet wordt gekomen. Verweerder heeft bij brief van 7 maart 2014 op het verzoek van de rechtbank gereageerd, maar de rechtbank constateert dat verweerder het bestreden besluit niet alsnog van een deugdelijke motivering heeft voorzien en ook geen wijzigingsbesluit heeft genomen dat aan eisers beroep volledig tegemoet komt.
3. Nu verweerder de aan het bestreden besluit klevende gebreken niet heeft weggenomen door het alsnog te voorzien van een deugdelijke motivering en ook geen aanleiding heeft gezien een wijzigingsbesluit te nemen, kan het bestreden besluit niet in stand blijven.
4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
5. De rechtbank ziet aanleiding om in overeenstemming met artikel 8:41a van de Awb het voorgelegde geschil definitief te beslechten. Daartoe zal de rechtbank het bezwaar gegrond verklaren, het primaire besluit herroepen en bepalen dat haar uitspraak daarvoor in de plaats komt. Daarbij zal verweerder worden opgedragen eiser voor het jaar 2013 een pgb uit te betalen dat hem in staat stelt daarvan voor dat jaar negen dagdelen Begeleiding Groep te bekostigen. Dat betekent concreet dat verweerder alsnog het pgb over 2013 dient te verhogen naar “begeleiding groep, klasse 9”.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in zowel de beroeps- als de bezwaarfase, alsmede tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.948,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting in de bezwaarprocedure, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 23 juli 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit van 14 december 2012
- draagt verweerder op eiser voor het jaar 2013 een pgb uit te betalen dat hem in staat stelt daarvan voor dat jaar negen dagdelen Begeleiding Groep te bekostigen en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 1.948,-, welke kosten verweerder aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 44,--, vergoedt.