Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
Procesverloop
Overwegingen
21 augustus 2012 tot 21 augustus 2017.
€ 487,--, en een wegingsfactor 1).
Beslissing
mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Albanese eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een inreisverbod van vijf jaar opgelegd gekregen, samen met een terugkeerbesluit, op 23 oktober 2013. Eiser heeft op 11 november 2013 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen uitreikingsblad aanwezig was dat aantoont dat het inreisverbod aan eiser was overhandigd of toegestuurd. Dit gebrek in de bekendmaking leidde tot de conclusie dat het besluit pas in werking trad op de datum van het indienen van het beroep, 11 november 2013.
De rechtbank oordeelde verder dat eiser als familielid van een Unieburger moet worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan, waardoor het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet hadden mogen worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld, aangezien er geen proces-verbaal was van de uitreiking van het besluit. Dit gebrek in de procedure heeft geleid tot de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser onvoldoende gelegenheid is geboden om zijn individuele omstandigheden aan te voeren, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 974,--. Tevens is bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 160,-- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.